Kinderjaren 3
Mijn vader feliciteert pastoor Kluytmans, de stokoude pastoor van Liempde. Het was mei 1959 en Kluytmans was, neem ik aan, 50 jaar pastoor op dat moment. Ik kende hem vrij goed: hij droeg altijd de vroegmis om halfzeven ’s ochtends op en omdat ik misdienaar was, viel ik onder zijn commando als ik de vroegmis moest ‘doen’ of dienen. Ik beschrijf hem uitgebreid in De kleine jongen en de rivier.
De oudste broer van mijn vader was kapucijn. – Dat was een van de redenen dat ik op het seminarie terecht kwam, neem ik aan. – Zijn kloosternaam was Martialis, zijn doopnaam Jan. En hij werd Heeroom genoemd. Heeroom was kunstzinnig aangelegd. Hij schilderde, fotografeerde en schreef gedichten. Mijn vader timmerde een donkere kamer voor hem en voor een medebroeder op de zolder van het kapucijnenklooster Emmaus in Velp.
In dat klooster logeerde ik enkele keren als kind. Ik viste er in het wiel achter het klooster, roeide, zwom en hielp de tuinbroeder in de tuin en de kok bij het schoonmaken van groenten. Ik sliep in een kloostercel temidden van de bejaarde missionarissen waarvan sommigen blind waren. Op de kloosterzolder kreeg ik de eerste tekenlessen van Heeroom.
Hij stierf op 3 augustus 1995, een dag voor de dood van mijn moeder. Ik was erg aan hem gehecht. Deze foto is van 19 september 1962.
Deze foto is net als de vorige op 26 mei 1962 gemaakt door mijn moeder. Dit is de vrouw van Opa Kasteleijns. Ze werd vreemd genoeg niet Oma Kasteleijns gemoemd, in elk geval kan ik me dat niet herinneren. Het is een mooie clairobscuur foto.
Ik zat toen voor het eerste jaar op het seminarie en kan me niet herinneren dat ze stierf.
Zoals ik me dat ook van Opa Kasteleijns niet kan herinneren. Opeens waren ze er niet meer, toen ik naar huis kwam voor vakantie. En opeens was ook hun huisje weg. Verdwenen in het niets.
Dit is Riek, een van de dienstmeisjes van mijn ouders. Ze kwam twee middagen in de week werken en waste ons op zaterdagmiddag, in de badkuip. Ze was een boerendochter en ik logeerde regelmatig bij haar op de boerderij in Hezelaar, een gehucht van Liempde. Ik heb altijd met enige weemoed en dankbaarheid teruggedacht aan Riek en Sjaantje, die lieve meiden die onze oren wasten en ons in pyama hesen en moeder veel werk uit handen namen.