Waarom ik schrijf

W A A R O M   Z O U    I E M A N D  S C H R I J V E N ?
O M D A T    I K   E L K E   K E E R   W E E R   A N D E R E   A N T W O O R D E N
O P   D I E   V R A A G    G A F,   E N   D E   M E E S T   V O O R   D E    H A N D
L I G G E N D E  V E R G A T    T E   N O E M E N,   B E S L O O T   I K    O P    E E N
D A G   A L L E  AN T W O O R D E N   O P   T E   S C H R I J V E N.
H I E R   O N D E R   V O L G E N   Z E.

REDENEN OM TE SCHRIJVEN:

1. Om vrij te zijn. Alleen in de kunst is iemand vrij. Dat geldt met name voor de literatuur. Een schrijver is volkomen vrij. Morgen kan hij iets beweren dat strijdig is met alles wat hij vandaag gezegd heeft. Een vrijheid die hij als privé-persoon niet bezit, wel als auteur, want als auteur is hij een verbeelding, een niet-bestaand persoon, een fictief personage, een van zijn eigen romanperso­nages. En persona­ges mogen omdat ze niet bestaan, doen en zeggen wat ze willen.

2. Om lijn in mijn leven te brengen.

3. Om later te kunnen nagaan wie of wat ik was, op een bepaald ogenblik in mijn leven, om een eigen geschiedenis te hebben misschien. Het is pijnlijk om er getuige van te zijn dat alles wat voorvalt, weer snel onder nieuwe voorvallen wordt begraven en dat uiteindelijk alles verdwijnt zonder een spoor achter te laten. Zaken waarover nooit is geschreven, worden opgezo­gen in de kolk van de tijd en hebbent nooit bestaan. Dat geldt ook voor mensen. Misschien is dat dé drijfveer voor alle kunst: de vrees nooit bestaan te hebben.

4. Omdat ik kan niet leven zonder iets te maken, zonder te laten zien dat ik er ben.
Het is een manier van leven waarbij ik me goedvoel, en ik houd ervan mezelf uit te drukken en iets tot stand te brengen. Aan iets te werken dat oorspronkelijk, gewaagd en krachtig is. En het te voltooien.

5. Om ruimte voor mijn fantasie te creëren en een wereld te scheppen waarin ik me vrij bewegen kan.
Om te kunnen leven in een wereld die bevolkt is met een eigen poëzie, met zelfgekozen demonen en engelen. Peter Bichsel: “Het leven is pas leefbaar als je het jezelf vertellen kunt.”

6. Om de vreugde van een goede formulering, als die me lukt of als ik die bij het terugbladeren tegenkom later, of meen tegen te komen. Om de illusie van de perfectie.
In een dagboeknotitie formuleerde ik het zo: ‘Waar ik naar streefde? Waar ik van genoot? Van de intuïeve zekerheid dat ik voor een waar gevoel de perfecte uitdrukking had gevonden.’

7. Omdat schrijven mijn aangeboren aard is misschien. Om het met Jacob Wasser­mann te zeggen, in zijn boek Der Fall Mauritius:
– Hau ab zu kwaken, du, schleimige Kröte.
– Aber die Kröte musz kwaken, auch auf die Gefahr dasz sie von Adler gefressen werde.
De Russische dichter Jesenin verwoordde een soortgelijk gevoel, in zijn gedicht De lenteregen huilt. Dat een dichter moet dichten ook al levert het hem niks op. Hij geeft er een defaitistische ondertoon aan.
Er zit daar iemand ongelovig gebogen
boven jouw neergeschreven gedicht.
Jouw rode avond spreekt tot de een of ander,
en jou – jou levert het niets op.
(…)
Hoe je ook zingt, de aarde blijft de oude,
je zingt geen blad van zijn tak.
Een worm moet kruipen al weet hij niet waarheen of waarom, een mossel moet water zeven, en een dichter moet gedichten schrijven.
Hugo Claus verwoordt hetzelfde gevoel in een gedicht:
In de staatsiekast van mijn knoken
kraakt iets dat raar is.
(…?)
Het zal wel weer liefde zijn,
dat pesterig kind dat molleblind
van alles zegt dat ik moet noteren
als gaf het mijn leven zin.
Hugo Claus, NRC 25-3-94, bespreking van Gedichten, 1948-1993
door Guus Middag

8. Om betekenis te geven aan andere levens. Waarom? Omdat de eenzaamheid etc. van hen míjn eenzaamheid is, omdat zij hun eenzaamheid in mij overgeplant hebben. Maar ook omdat die levens (karak­ters) mij ontroeren en ik die ontroering, de reden ervan, wil overbrengen op anderen.
Daarnaast is er de onwil in mij om het “onbetekenende” onbetekenend te laten. Ik wil voortdurend aantonen hoe essentieel en groots het onbetekenende is. Daarin, overigens, ligt naar mijn mening de essentie en het belang van poëzie. En ik bezit tegelijkertijd de onbedwingbare behoefte en neiging om het grootse als niet-groots te ontmaskeren.
Naast de behoefte de ontroering vorm te geven die bepaalde personen oproept, is er het algemene verlangen om het schone en de ontroe­ring die het oproept, vorm te geven en vast te houden, de drang om wat voorbijgaat, ook het eigen verleden, vast te leggen. Schrijven is een surrogaat voor onsterfelijk­heid. In die zin ook is schrijven een illusie, zelf­bedrog. Maar dat het een illusie is, is niet belang­rijk.

9. Om de gekende wereld te herscheppen, d.w.z. te vullen met beelden en emoties. Eerder kan ik van die wereld (en het leven) niet houden. Want die is leeg, d.w.z. gevuld met voorwerpen die aan niets herinneren, met mensen die ik nooit leerde kennen, huizen die ik nooit bewoonde, land dat ik nooit betrad. Hij straalt geen emotie en geen warmte uit. Voordat de wereld de mijne is, moet ik haar met mezelf bevolken.

10. Om de erotiek te beleven die in het schrijven schuilt. (“Vertellen, en dus ook schrijven, is een plaatsvervangende vorm van erotiek.” Ten Braven VN Boekenbijlage 23-3-85) (Zie 4)
Ik was zeventien toen ik een lang liefdesgedicht schreef, ’s nachts in bed, zonder de mogelijkheid het op te schrijven. Ik repeteerde alle regels die ik had zo dikwijls dat ik ze me ’s morgens nog herinnerde en kon opschrijven. Het waren twaalf strofen van vier regels, naar het voorbeeld van De Raaf van Guido Gezelle dat voorkwam in een schoolboek voor het vak Nederlands. Het gedicht dat ik schreef, was opgedragen aan een meisje dat in Beneden-Leeuwen aan de Waal woonde en ik in de zomervakantie had leren kennen. Ik had haar adres niet en de enige manier om aan haar te denken en me tot haar te richten was het schrijven van een gedicht.
In die nacht trad voor de eerste keer mijn hartstocht voor de poëzie naar voren. Ik bleef wakker tot drie kwartier voor het opstaan, tot half zes ’s ochtends, uit angst dat ik de regels zou vergeten, maar ook door de opwinding veroorzaakt door het besef ik iets gemaakt had dat belangrijk voor me was. Als er een door­slaggevende reden is voor het feit dat ik schrijf, moet die in die nacht gevonden worden.

11. Om contact te hebben met personen met wie ik op een andere manier geen contact kan hebben. Om iets uit te spreken tegenover iemand die het niet kan horen, om wat voor reden dan ook.

12. Uit verzet tegen het absurde van leven en wereld. Er klopt niets van het leven. Het is chaotisch, irrationeel, wreed, toevallig. In mij leeft het verlangen, de eis bijna, rationaliteit, redelijkheid en orde te ontdekken. Omdat die er niet is, moet ik haar zelf scheppen. Ik doe dat in het besef dat het een orde is die ik zelf schep en niet bestaat.
Schrijven is zelfbedrog. Een methode om de kluit en mezelf te belazeren. Ik ben me volkomen bewust van de zinloosheid ervan. Maar ik heb geen keuze. Anders kan ik niet leven.

13. Om, door het gebrek aan zin te herformuleren en dit tot in het oneindige te herhalen, aan de leegte te ontkomen.

14. Om niet bezig te hoeven zijn met een eindeloos herkauwen van wat anderen hebben gemaakt. Door zelf iets te maken ontsnap ik aan de geprefabri­ceerde wereld van de anderen.

15. Om de verveling het hoofd te bieden. Al het andere dat ik zou kunnen doen, zou mij na enige tijd vervelen. Ik zou in de bodemloze leegte van het bestaan verdrinken. Door te schrijven ontsnap ik aan de leegte en zinloosheid van het leven.