Wie is uiteindelijk

Deze dichtbundel lijkt een voorstudie voor een latere bundel, De verdwijning, die uit één gedicht bestaat. In De verdwijning wordt een reis beschreven, gemaakt door een man die tenslotte voorgoed verdwijnt. In Wie is uiteindelijk is een gedicht opgenomen dat getiteld is Aansporing tot de reis. Blijkbaar werd de reis waartoe daarin wordt aangespoord, later daadwerkelijk ondernomen.

In de tijd dat ik beide bundels schreef, maakte ik reizen door Zuid-Amerika, Australië, Afrika. Ik las voornamelijk reisboeken, en vooral oudere, van vóór de Tweede Oorlog, door Querido, mijn uitgever, uitgegeven. Deze reisboeken waarvan het Tilburgse antiquariaat De rijzende zon en vele bezat, intrigeerden me omdat ze een wereld beschreven die niet meer bestond. De reizigers wisten niet wat ze zouden tegenkomen, deden verbazingwekkende ontdekkingen en leden ontberingen. Ze waren ze prachtig uitgegeven, met kostbare omslagen, en voorzien van fotokaternen. Soms handelde een boek over een taal die inmiddels was uitgestorven. De schrijvers waren mannen, maar soms een vrouw. Bij het schrijven van de gedichten uit Wie is uiteindelijk, liet ik me inspireren door wat ik las. In het gedicht In de nabloei van haar schoonheid vermeld ik de naam van een reizigster: Maria Antonia Forbes. Ze is gescheiden van haar man, ‘zwaarlijvige bankier van even veertig’ met wie ze niet langer kon leven ‘omdat hij ‘nooit betoverd raakte door de hartstocht van haar jeugd, haar jonge lichaam’. De naam Forbes ontleende ik aan een reisboek, het is de naam van een schrijfster die vroeg in de twintigste eeuw reisboeken schreef die onbekende werelden ontsloten. 

Zowel in Wie is uiteindelijk als De verdwijning worden personages beschreven die als eenlingen leven en in schoonheid bevrediging en zingeving zoeken. Niet uitgesloten is dat ik inspiratie uit mijn eigen leven toen putte.  

Ik heb ooit een foto aan een krant geleverd, op verzoek. Die zou geplaatst worden bij een interview met mij. Ik verlangde geld voor de foto. Een vriend, journalist bij de krant, werd boos en zei: ‘Wat een amateur ben je. Hoe wereldvreemd! Je gooit je eigen glazen in door daarvoor geld te vragen.’ Later vond ik dat hij gelijk had.

De foto op de voorkant van Wie is uiteindelijk ‘is ook van mij afkomstig. Ik stuurde de die naar de uitgever en drong erop aan dat die het omslag zou sieren. Sieren? Ik schrik elke keer wanneer ik dit omslag weer zie en naar die plomp geklede persoon kijk. Er ontbreekt, zoals ik er nu naar kijk, een aantal essentiële kwaliteiten aan de foto. De auteur staat met de rug naar de lezer: kan dat wel? Wat stelt die persoon voor? Een boer? Nee. Een bouwvakker? Kan. Maar heeft een bouwvakker zo’n pet op? En die blik? Wat drukt die eigenlijk uit? Ik zou het niet weten. De kreukels in de stof van de jas wijzen erop dat het kledingstuk ergens in verfrommelde staat uit te voorschijn is gehaald. Die vent draagt die jas normaal niet. Zegt het omslag iets over de inhoud van de dichtbundel? Op een of andere manier? Als ik vragen mag.