We zijn al onderweg

In We zijn al lang onderweg is ieder op reis, daadwerkelijk, of in gedachten. Aanvankelijk lijkt de vraag in welke richting de reis gaat, er niet toe te doen. De zorgen van elke dag eisen alle aandacht op. Tot er een stilte valt, en de twijfel toeslaat. Zijn we wel onderweg. Waarheen dan? 

Ieder gaat op zijn eigen manier om met de hunkering naar een uiteindelijke waarheid, een anker, een richting, een doel. Het verlangen meer te zijn dan door toeval bezield stof laat zich niet aan banden leggen. Losgeslagen door twijfel zet de reiziger die elk mens is, zijn tocht voort, speurend naar houvast, tekens en antwoorden.

In de gedichten van deze bundel laat ik tijden, plaatsen en culturen door elkaar lopen en in elkaar overvloeien. De klassieke oudheid met zijn goden en mythen krijgt gestalte in het aledaagse leven van nu, in een kroeg in Pireaus, de havenstad van Athene. Maar ook op andere plaatsen zijn de mythen nog springlevend en maken deel uit van het leven van mensen.

Deze bundel gaat qua thematiek vooraf aan de voorlaatste bundel, Eeuwigheid als ontbijt. Die bevat tintelende gedichten met een erotische ondertoon. Niet We zijn al lang onderweg. Die gaat de diepte in en geeft taal aan twijfels waaraan geen mens ontsnappen kan. Of het leven een bestemming kent dus, en daarmee een richting of doel. En wat die bestemming kan zijn. In eeuwigheid als ontbijt lijkt het antwoord al gegeven te zijn: er is geen antwoord. We weten het niet en zullen het nooit weten.

Dit lijkt weer te betekenen dat we de leegte van het niet weten anders moeten invullen dan met vragen en antwoorden. Dat kan door de vragen te laten zijn wat ze zijn en zich over te leveren aan het concrete alledaagse leven, met name aan de liefde. De liefde vormt het wapen tegen de leegte, tegten vergeefsheid en wanhoop. We gaan op in de liefde en maken ons ongevoelig voor de kou van de leegte van de zinloosheid.

Er is nog een tweede wapen: de illusie. We kennen waarde toe aan allerlei zaken zonder dat we weten of die waarde bestaat. Of we weten dat die waarde zeker weten níet bestaat. Maar we doen alsof. Het is een noodzakelijke manoeuvre, een spel, een theater. We zeggen: dat is belangrijk, dat heeft eeuwigheidswaarde, dat geeft zin aan het bestaan. Of we zeggen: het leven heeft geen zin, het leven ís zélf de zin van het bestaan.

Kan dat een onderwerp zijn voor een volgende bundel: de analyse van de illusie als bron van zingeving?