Vuur in een vaas

Vuur in een vaasDe gedichten zijn gebaseerd op de dagboeken van Fred Lahaye, een vriend die al meer dan veertig jaar in Ierland woont. Onderwerpen die aan bod komen. zijn: ontmoetingen, natuur, landschap, zalmkweek (zalm uitzetten in de natuur), liefdes, eenzaamheid, weersomstandigheden, gewassen, dieren en lectuur. In het voorwoord schrijft de auteur (ik, Jasper dus) over de dagboeken: ‘(ik raakte) betoverd door de scherpe, liefdevolle observaties, de expressiviteit en frisheid van de beelden, de humor die licht en diepzinnig, opgewekt en tragisch tegelijk is’. 

De dichtbundel telt 154 pagina’s en heeft een dubbele omslag. Dat geeft het boek een chique karakter en zal vooral de lezer die oog heeft voor het uiterlijk van een boek veel plezier geven. Alleen het drukwerk is machinaal gedaan, de rest is handwerk. Drukker Hans van Welbergen heeft prachtig werk afgeleverd. Hij verleende assistentie waar nodig.  

De bundel wordt ingeleid door een uitgebreid voorwoord.
Daisy Karthaus maakte de linosnede voor het omslag. 

 

VOORWOORD

 

Sinds vijfenveertig jaar woont een vriend, Fred LaHaye is zijn naam, in Ierland. Hij heeft daar op verschillende plekken gewoond, Clonakilty, Bantry, Killarney, altijd in County Cork, in het zuiden. Hij trouwde, kreeg twee kinderen, werkte bij Ierse boeren, hield kleinvee, gaf les in de verbouwing van biologische gewassen, werkte mee aan programma’s om zalm terug de rivieren in te krijgen, scheidde van zijn vrouw, leefde samen met een vriendin. Bouwde ongeveer vijftien jaar geleden een klein houten huis voor zichzelf, op een berghelling, nadat hij op dezelfde plek drie jaar in een yurt had doorgebracht. Ook diende een jaar lang een zelfgebouwde tunnel van doorzichtig plastic, bestemd voor de verbouw van gewassen, hem als onderdak. Gesproken kan worden van een afwisselend leven in de ruige natuur van Ierland. Doordat ik hem met enige regelmaat bezocht en hij regelmatig bij mij logeerde als hij in Nederland was, kon ik zijn leven volgen.

Al die jaren in Ierland hield hij een dagboek bij. Omdat Fred dikwijls verhuisde en het lastig vond zaken heen en weer te slepen, en omdat hij ook niet aan bezittingen hechtte, evenmin aan voorwerpen uit het verleden, en ik vreesde dat hij zijn dagboeken zou wegdoen – omdat hij zich ook in die zin uitsprak –, haalde ik hem over zijn schriften aan mij over te dragen. Ze liggen al vele jaren bij mij, er kwamen soms nieuwe bij, één keer gingen ze weer allemaal mee terug naar Ierland, met het vliegtuig, maar een half jaar later lagen ze toch weer bij mij. Fred zei dat hij ze mij toevertrouwde en dat ik ermee doen kon wat ik wilde. Eventueel gooide ik ze weg.

Het is meer dan twintig jaar geleden (de oudste aantekening die ik maakte over de inhoud van één van de schriften is van 30-08-98) dat ik enkele dagboeken inkeek. De notities bestonden uit overpeinzingen over ontmoetingen, natuur, landschap, zalmkweek, liefdes, eenzaamheid, weersomstandigheden, gewassen, dieren, lectuur, en ze waren met zwarte, rode en blauwe pen geschreven, met potlood, horizontaal van links naar rechts, maar ook schuin of rond, en er stonden tekeningen tussendoor, soms ingeplakte foto’s en prentbriefkaarten. Wat me trof, was dat sommige notities dicht tegen poëzie aan zaten, sommige zinnen wáren pure poëzie. Maar door hun fragmentarische karakter, een gebrek aan samenhang en structuur, waren ze ongeschikt om buiten hun contekst, die van het dagboek, gelezen te worden. In die vorm zijn ze inpublicabel.

Soms sloeg ik een schrift open, en raakte geïntrigeerd, betoverd door de scherpe, liefdevolle observaties, de expressiviteit en frisheid van de beelden, de humor die licht en diepzinnig, opgewekt en tragisch tegelijk is.

Ik vertelde vriend Fred dat hij mooi materiaal in handen had, met die notities. Dat hij die alleen hoefde om te werken om poëzie te krijgen. Dan moesten wel de mouwen opgestroopt, even doorgepakt. Fred heeft eerder poëzie gepubliceerd, bij Brandon Pers te Tilburg, twee bibliofiel uitgegeven bundeltjes, getiteld Gras (1981) en Ierse gedichten (1987). Maar Fred voelde er niks voor. Op een studieuze manier aandacht aan zijn dagboeken besteden zag hij niet zitten. Wat ouder was dan gister, behoorde tot de verleden tijd. Als ík er iets mee wilde… Prima.

Mijn waardering voor de poëzie in de dagboeken was (en is) zo groot dat ik op een dag zelf met de dagboeken aan de slag ging, fragmenten en zinnen uit de teksten zeefde, die ordende, samenbracht, herschreef, aanvulde. Ik bracht er metrum in aan, om een dwingender ritme te krijgen en de teksten compacter te maken. De chronologie van het gebruikte materiaal eerbiedigde ik zoveel mogelijk.

Met grote tussenpozen werkte ik er bijna twintig jaar aan. Uiteindelijk leverde dat een oogst op van ruim 120 gedichten. Ik gaf die de werktitel Mijn yurt is mijn universiteit. Later moest die titel wijken voor Vuur in een vaas

Een enkele keer leek het erop dat vriend Fred aan het (her)schrijven van de gedichten zou meewerken. Maar algauw leverde dat teveel werk en inzet op, voor zijn gevoel. Hij is, zegt hij, een jager, verzamelaar, gereedschapsmaker, muzikant, danser, verhalenverteller, shamaan. Hij speelt graag op de tin whisle, maar ploeteren op teksten beperkt hem teveel in zijn vrijheid. 

De wijze waarop deze verzameling gedichten tot stand is gekomen, is onorthodox te noemen. Ik weet niet of dat ooit eerder gebeurd is.

Door de werkwijze die ik toepaste, uit regels die ik in de dagboeken vond, een gedicht maken, en doordat de dagboeken zelf bestonden uit notities die tamelijk willekeurig waren opgeschreven, vertellen de gedichten geen sluitend verhaal. Elk gedicht is een stukje van een mozaïek dat niet volledig is. Misschien voelt de lezer zich uitgedaagd om het ontbrekende zelf aan te vullen, misschien is hij tevreden met wat hij aantreft.