Martijn Neggers is schrijver, muzikant en docent Nederlands. Hij schreef columns, onder andere voor het Brabants Dagblad en de Nieuwe Revu, liedteksten, gedichten. Ook was hij met Bas Jongenelen de bedenker en uitvoerder van de sonnettenkransenkrans, de eerste ter wereld, bestaande uit 196 sonnetten.
In februari 2018 verscheen zijn tweede roman, getiteld Spoetnik. In zijn debuut, de roman De mensen die achterbleven, verhuist het hoofdpersonage Martijn Neggers van Valkenswaard naar Tilburg en gaat op zoek naar een groots en meeslepend leven. Dat streven loopt op niks uit, ondanks een uitstapje met een vriend naar de wereldstad Berlijn.
In dit boek treffen we opnieuw één hoofdpersonage aan, dit keer Joris geheten. Ook hij verhuist, van Amsterdam naar Helmond. Hij heeft daar een aanstelling als docent maatschappijleer gevonden en start vol goede moed in zijn nieuwe huis in de Spoetnikstraat. Hij is van plan in recordtijd een echte Helmonder en fantastische docent te worden.
Zoals in De mensen die achterbleven loopt alles heel anders. Hij wordt door de buurtbewoners met de nek aangekeken – ze moeten niks van Amsterdammers hebben – en op school maakt een verzameling ettertjes hem het leven als docent onmogelijk. Ook zijn collega’s mijden hem.
De roman komt traag op gang en de eerste helft wekt de indruk dat we met eenzelfde soort boek te maken hebben als bij Neggers debuut. Dat het gaat over stuurloosheid, Brabantse lulligheid en platvloerse onbenulligheid, gekruid met een geestige meligheid. Maar rond pagina 140 komt de omslag. Opeens gaat het boek ergens over. Opeens blijkt de auteur een diepgaander en serieus thema te behandelen. Een intense tragiek wordt voelbaar. Het blijkt dat in de voorgaande pagina’s een psychologisch proces in gang is gezet dat niet meer te stoppen valt. De lezer is in een Griekse tragedie beland, ‘de held’ gaat zijn onontkoombare ondergang tegemoet. Hij wordt slachtoffer van kwaadaardigheid en eigen machteloosheid en daar helpt geen moedertjelief aan.
In Spoetnikstraat wordt in literaire vorm beschreven hoe iemand met idealen en een dosis – naïef – geloof in de samenleving verandert in een illusieloos massamens. Hoe een mens onder druk van omstandigheden zichzelf verloochent en gekneed wordt tot een willoos individu dat leugens tot waarheid verheft.
Om dit proces geloofwaardig en aanschouwelijk te maken plaatst de schrijver het hoofdpersonage in een isolement en maakt hem tot een speelbal van zijn omgeving, van de anderen. Die anderen zijn in de eerste plaats de buren en de straat waarin hij woont, maar ook de kinderen op de school waar hij lesgeeft en zijn collega’s. Hij heeft geen familie meer en aan zijn leven in Amsterdam heeft hij geen vrienden overgehouden. Zijn vader stierf jong en zijn moeder gaf zich over aan alcoholisme. Het product van deze omstandigheden is een kwetsbare, onzekere, vrijwel weerloze man die op zoek is naar warmte en erkenning. Aanvankelijk houdt Joris nog vast aan zijn morele kompas en idealistische opvattingen. Maar moet hij om geaccepteerd te worden en enige warmte te vinden zijn eerlijkheid en principes niet opgeven? De lezer vindt het antwoord in het boek.
Onder de tragiek van het thema zit ook humor. Neggers laat een grote vindingrijkheid zien in het bedenken van ellende. Als de lezer denkt: erger kan het niet meer worden, dan bewijst de schrijver in een volgende scene dat het wel degelijk erger kan. Veel erger! Neggers is een virtuoos in het schilderen van alledaagse morsigheid. Joris bedenkt allerlei manieren om de leegte van de uren te vullen, zijn strijd tegen die leegte krijgt ronduit heroïsche trekken. Hij verschanst zich in zijn woning als een soldaat in zijn schuttersputje en vecht voor het enige wat hij nog bezit, zijn menselijke waardigheid, terwijl de straat wacht op het moment dat hij uit zijn putje zal klauteren en zich overgeeft. Hij puzzelt, kijkt tv, fiets lange afstanden op de hometrainer waarbij hij tv kijkt en de ene quiz na de andere voorbij ziet komen, consumeert het ene treetje bier na het andere. Hoe dit afloopt, of hij standhoudt, lees het boek.
Het gegeven dat Neggers in het roman uitwerkt, had ook in hilarische of platvloerse scenes kunnen worden verpakt. Dat doet hij niet. Hij beschrijft op realistische manier welke krachten ervoor kunnen zorgen dat iemand zijn gevoel van eigenwaarde opgeeft. En de fases die iemands aftakeling daarbij doormaakt, zijn psychologisch goed doordacht. Dat leidt ertoe dat de lezer een intense beklemming ervaart die toeneemt naarmate het boek vordert. Die beklemming trad bij mij dus halverwege het boek op. En niet in de minste plaats droegen daartoe de scenes bij waarin Joris door weerspannige leerlingen wordt gesloopt.
De schrijver hanteert in de roman vier soorten teksten: de belevenissen van Joris worden beschreven, er zijn de brieven aan Walther, vraag- en antwoordscenes en tot slot treedt een alwetende verteller op die telkens iets over het verleden van Joris prijsgeeft. De functie van de verschillende teksten is niet meteen duidelijk, en dat houdt de auteur ook opzettelijk zo, om verderop in het boek de lezer met een schok te laten ervaren wat er aan de hand is. Door deze vorm te kiezen wordt het centrale thema van het boek versterkt.
Er zitten briljante passages in het boek. De gebeurtenissen die Neggers beschrijft zijn wrang en schrijnend, maar door de onverbloemde weergave ervan manoeuvreert hij de lezer in de paradoxale en ongemakkelijke positie dat hij een diepe tragiek beleeft maar tegelijk een jeukende lachbui moet onderdrukken. Zoals ook de weergave van de leugenachtigheid van mensen zo rauw is en realistisch en karikaturaal dat het soms het onmogelijke vraagt van de lezer om niet in geschater uit te barsten.
De mensen in de Spoetnikstraat in Helmond zijn niet onverdeeld gelukkig met het boek. Ze vinden dat ze buitengewoon onsympathiek worden afgeschilderd en zijn bang dat ze nooit meer hun woning kunnen verkopen. Er wordt zelfs gezegd dat ze een rechtszaak tegen de schrijver willen aanspannen. De schrijver en uitgever van Spoetnik zullen dat zeker toejuichen. Heerlijk! Aandacht! Goede verkoop van het boek! De bewoners moeten daar dus zeker mee doorgaan, maar ze zouden zich er tegelijk van bewust kunnen zijn dat dit boek een lot uit te loterij is, een lot dat ze in het boek mislopen. Spoetnik is fictie. En uit fictie is kracht en voordeel te halen. Dublin werd pas echt een stad en de prijs van de huizen ging pas echt omhoog toen James Joyce er een roman liet spelen. Helmond, tel uw zegeningen, omhels dit boek en span er zoveel mogelijk rechtszaken tegen aan. Zet grote borden aan de rand van de gemeente met de tekst: ‘In deze gemeente ligt de beroemde Spoetnikstraat’.
De filmrechten van het boek zijn al verkocht. Aan cabaretier en filmer Theo Maassen.