De toevoegingen

2.

De toevoegingen

De eerste druk van Het einde van de eeuwigheid verscheen in 2000. Aan de nieuwe uitgave voegde ik drie nieuwe hoofdstukken toe. Dat deed ik om de verdere ontwikkeling uit te werken van Henri Pafort die eerder de hoofdrol vertolkte in deel 1, De kleine jongen en de rivier. Henri’s relaties met zijn familie worden weergegeven en met de beschrijving daarvan wordt er een tijdsbeeld geschetst. Maar Henri is niet het enige personage dat in deze tweede roman ‘aan het woord komt’. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van vier gelijkwaardige personages: Henri Pafort, Eugène Pafort, Walter Bosveld en broeder kapucijn Hippolytus.

In het eerste hoofdstuk wordt de lijn doorgetrokken van Henri’s leven, zoals dat is geschetst in De kleine jongen en de rivier. Het kost Henri veel moeite zijn heimwee naar zijn vrienden, familie, tamme kauw, bossen en velden rondom Avendonk te overwinnen. Alles heeft hij achtergelaten, ook zijn persoonlijke bezittingen waaronder zijn boeken. Op het seminarie mag hij zijn dialect niet spreken, moet hij zich gedisciplineerd gedragen en hij wordt na een maand al de klas uitgestuurd omdat hij steeds naar buiten zit te kijken en te dromen.

Het tweede personage is Eugène, de zoon van een broer van Henri’s vader. Hij is de antipode van Henri: zelfbewust, door de wol geverfd, direct en opstandig. Hij is op het seminarie geplaatst omdat hij op geen andere school werd geduld. Hij kleineert Henri en daagt hem uit.

Walter Bosveld is een getalenteerde, creatieve leerling die grootse dromen koestert. Hij schrijft poëzie en weet medeleerlingen te verrassen en aan zich te binden. Eén van zijn dromen is op het orgel in de kapel te spelen en daarmee grote indruk te maken op zijn medeleerlingen. Er hangt een dreiging boven het seminarie, misschien kan hij de komende ramp met zijn orgelspel bezweren.

Aan het einde van het boek treedt broeder Hippolytus naar voren. Hij is een groot kenner van de klassieke Romeinse dichters en weigerde als waar volgeling van Franciscus de priesterwijding. Hij streeft boven alles eenvoud na. Op zijn manier probeert hij het seminarie van de ondergang te redden.

Vanuit deze vier personages wordt de bijna revolutionair veranderende wereld waargenomen. De chaos van buiten dringt het internaat binnen en de seminaristen worden besmet met een steeds sterker verlangen naar vrijheid. Niet langer is het seminarie een bolwerk tegen de vooruitschrijdende tijd.

De eerste druk van de roman telde 162.000 woorden. In de nieuwe uitgave is dat aantal toegenomen tot 215.000 . Het aantal pagina’s is 763.

Ik plaats hier een foto van de voorflap van de eerste druk, uit 2000. Waarom daarop een foto van het bisschoppelijk seminarie Beekvliet in Sint Michelsgestel en waarom gebruik gemaakt van het pseudoniem Tymen Trolsky? Dat wordt uitgelegd in een van de volgende stukjes.