Op 14 december 2014 vond in poppodium Paradox in Tilburg de vijfde editie van het programma SchuimT plaats. (‘SchuimT verheldert, verrijkt, verruimt.’) De presentator was Anton Dautzenberg. Hoofdgasten waren Diederik Stapel en Marthijn Uittenbogaard. Mij was gevraagd een gedicht te schrijven en voor te lezen met als onderwerp: de vrijheid van meningsuiting. Ik liet aan het gedicht een inleidende tekst voorafgaan. Die heb ik hier onder het gedicht geplaatst.
HET RECHT OP VRIJE MENINGSUITING
Het is de angst voor wat er in de diepte leeft,
de angst voor een ontsporing in het voelen,
voor wat er in elk mens aan onbeheersbaars ligt te woelen,
die ons een neiging tot beteugelen ingeeft.
Om ontsporing door verboden uit te sluiten
riepen we vrijheden en rechten in het leven
die door alle landen werden onderschreven,
zoals het recht om onze mening vrijelijk te uiten.
Ze is voor hen bestemd die we niet willen horen,
die onze rust verstoren, die ons met hun mening irriteren,
die we mores willen leren omdat ze ons gelijk bestrijden:
we zouden ze het liefst onder hun ongelijk zien lijden.
Het liefst maakten we aan hun gehate lijf iets stuk,
het liefst wordt hun gelijk hun grootste ongeluk.
Omdat ze anders denken, treft hen blaam en schuld.
Geen vrijheid graag voor wie door ons niet wordt geduld.
Vrijheid van meningsuiting is een onvervangbaar recht.
Zonder haar kan geen vooroordeel worden weerlegd,
is het onmogelijk naar ware toedrachten te zoeken,
verbieden we veel kunst, verbranden we veel boeken.
Zonder haar mag niemand aanstoot geven,
wordt wat we denken door tirannen voorgeschreven,
is het onmogelijk om grenzen te verkennen, te verleggen,
kan wetgeving het delen van een fantasie ontzeggen.
Toch weigeren we dikwijls deze vrijheid toe te kennen,
we kunnen makkelijker aan geboden en verboden wennen,
we gooien alle argumenten voor die vrijheid overboord,
het liefst blijft wat we zelf niet durven denken, ongehoord.
Het recht van vrije meningsuiting is het hoogste goed
voor wie met stem en pen en media goed omgaat
voor ieder die beseft dat zij steeds in haar tegendeel omslaat
wanneer ze slachtoffer van fanatisme wordt, of overmoed.
Uitspreken van een utopie of fantasie moet vrij zijn,
zolang dat anderen en zwakkeren niet schaadt,
denken staat vrij, maar beter is dat u soms ongezegd laat
wat er aan fantasie ontspruit aan uw pik, uw kut, uw brein.
Dit is wat leven spannend maakt, dit is wat we graag willen:
anders zijn dan anderen, van mening radeloos verschillen.
INLEIDENDE TEKST BIJ GEDICHT ‘HET RECHT OP VRIJE MENINGSUITING’, UITGESPROKEN IN POPPODIUM PARADOX IN TILBURG OP 14 DECEMBER 2014
Anton Dautzenberg, de organisator van deze aflevering van SchuimT, heeft me gevraagd als stadsdichter iets te zeggen over de vrijheid van meningsuiting, in de vorm van een gedicht dus. Het recht op de vrijheid van meningsuiting valt onder de rechten van de mens en de rechten van de mens vallen onder de categorie burgerrechten en politieke rechten, ook klassieke grondrechten genoemd.
Het recht op de vrijheid van meningsuiting is een politiek onderwerp. Een dichter die schrijft over politieke onderwerpen, begeeft zich op glad ijs. Huwelijken tussen poëzie en politiek lopen dikwijls slecht af. Er komen dikwijls monsterlijke kinderen uit voort. Poëzie is niet het geëigende middel om politieke onderwerpen aan te snijden. Behalve in tijden van politieke beroering en als het om de verdediging van fundamentele rechten gaat. Om de verdediging van vrijheden. Vondel, die gezien wordt als onze grootste dichter, schreef talrijke politieke gedichten. Dante onthield zich ook niet van een politieke stellingname. Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst droegen politieke ideeën uit in hun poëzie. Onlangs, op 10 december, organiseerde Amnesty International een schrijfmarathon: schrijvers en dichters, maar vooral gewone, vrije burgers werd gevraagd zich in te zetten voor schrijvers en dichters elders die het slachtoffer zijn van regeringen die het niet nauw nemen met de politieke grondrechten, zoals het recht op vrije meningsuiting.
Poëzie en politiek moeten geen langdurige vrijages aangaan. Dat levert veel klef zweet en stank op. Maar dichters mogen en moeten zich wel uitspreken als er fundamentele rechten in het geding zijn. Een schrijver en ook een dichter is afhankelijk van het recht op vrije meningsuiting, die vrijheid vormt het fundament van zijn vak. Hij moet daar dus een mening over hebben, hij moet, als hij zichzelf serieus neemt en bereid is over zijn vak na te denken, dit recht op vrijheid verdedigen.
Het is duidelijk dat Anton me gevraagd heeft over de vrijheid van meningsuiting een gedicht te schrijven omdat Marthijn Uittenbogaard hier vanavond een van de gasten is. De laatste stand van zaken in de acties die het Openbaar Ministerie ondernam om Vereniging Martijn verboden te krijgen, is dat het gerechtshof beslist heeft dat de vereniging zich niet aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt en daarom niet kan worden verboden. Ik ga die rechtszaak hier niet dunnetjes overdoen. Ik ga als Tilburgse stadsdichter geen verhandeling houden over de juistheid of onjuistheid van die uitspraak. Wel wil ik iets zeggen over het recht op vrije meningsuiting.