Hij schreef:
Beste Jasper,
Met veel instemmning las ik vandaag je bijdrage in het Brabants Dagblad over Anton Roothaert. Als schrijver van het hoofdstuk politiek (1814-1940) in het boek Tilburg, stad met een levend verleden heb ik destijds al in een kadertekst op pagina 264 van dat boek duidelijk gemaakt dat het boek Doctor Vlimmen wel degelijk over Tilburg gaat. In weekbladen in de jaren dertig werd dat toen ook zo uitgelegd. In het boek werd heel expliciet de RKSP-elite onder handen genomen, zoals dat in de gemeenteraad ook gebeurde door populistische katholiek-dissidente partijen (die er in 1935 nota bene voor zorgden dat de RKSP minder dan 50% der stemmen behaalde bij de raadsverkiezingen – een unicum in het ‘roomse’ Brabant). Ook in mijn recente boek Voor het oog van het kerkvolk geef ik aan dat de Tilburgers veel minder katholiek waren dan uit de boeken (van ook Ed Schilders) blijkt. De vele plaatjes met processies, bedevaarten en communicanten geven slechts een uiterlijk rijk rooms leven weer, in werkelijkheid bestond Tilburg voor een belangrijk deel uit calculerende, lauwe, genotzuchtige, lichtzinnige, rooie en verdwaalde katholieken, zoals ik op basis van archiefonderzoek in enkele volkswijken heb kunnen vaststellen. Ter informatie stuur ik je het stukje uit het boek Tilburg, stad met een levend verleden, en andere informatie over Jan van de Mortel, inclusief een overzicht van (een aantal van) zijn bijbaantjes.
Met vriendelijke groet
Ad van den Oord
Informatie over Jan van de Mortel en citaat uit TILBURG, stad met een levend verleden:
Roothaert beschreef in Dr. Vlimmen hoe de RKSP-wethouder JCAM (Jan) van de Mortel (in het boek Mr. Dr. van den Kalck) allerlei baantjes kreeg/behield. (Een greep hieruit: Van de Mortel was lid van de Tilburgse gemeenteraad (1911-1940), wethouder in Tilburg (1919-1940), lid van Provinciale Staten (1916-1939), advocaat en procureur (1907-1940), voorzitter Raad van Arbeid Tilburg (1919-1935), secretaris Voogdijraad Tilburg (1909-1923), voorzitter Voogdijraad Tilburg (1923-1933), voorzitter Raad van Beroep Directe Belastingen (1928-1933), lid Raad van Commissarissen Heidemij (1917-1947). Van de Mortel bleef ook na de verschijning van Roothaerts Vlimmen grossieren in baantjes: na zijn hernieuwd wethouderschap in 1939 (werd hij) ook lid van de Eerste Kamer voor de RKSP (1939-1947), in 1940 werd hij burgemeester van Tilburg (tot 1944), ook werd hij als wethouder voorzitter Raad van Commissarissen van de Ned. Heide Maatschappij (1938-1947). Een gehaaide wethouder. In de sleutelroman Doctor Vlimmen (1936) van Mr. A. Roothaert speelt een zekere Mr. Dr. Karel van der Kalck, wethouder uit de fabrieksstad Dombergen, een hoofdrol. Het zal toentertijd niemand ontgaan zijn dat Roothaert daarmee op Jan van de Mortel doelde: ‘Hij is misschien wel de merkwaardigste figuur van het stadje, juist omdat hij bijna niet opgemerkt wordt, terwijl hij toch overal is. Toen kort na de oorlog [Eerste Wereldoorlog] de sociale wetten hard van stapel liepen en de vele nieuwe baantjes in het leven riepen, koos hij zorgvuldig de ambten, die hem het geschiktst leken, voor zich uit, kreeg deze zonder enig lawaai, en keek vervolgens belangstellend toe naar het hevige hondengevecht om de beentjes, die hij had overgelaten. Het sterkste was, dat bijna niemand erover nadacht; hij verscheen geruisloos als een schim, was àf door de zijdeur met het gewenste baantje […] Het zou eenvoudiger zijn de ambten en waardigheden op te sommen, die hij niet bekleedt, dan omgekeerd. Maar de baantjes zijn voor hem bijzaak; het eenige wat hij met onmerkbare geestdrift verzamelt is Macht. Maar dan altijd onder water […] Bekwaam?! … Huh! Gehààid is-ie!’. Roothaert speelde met deze karakterschets van een achter de schermen op baantjes en macht jagende wethouder in op politieke onlustgevoelens die in de jaren dertig in Tilburg zo sterk aanwezig waren en gemobiliseerd werden door partijen als RK Zuiderfront en het fascistische Zwart Front. [bron: Roothaert, Doctor Vlimmen 49-51]