Vorige week bestreed ik in mijn column dat de zwarte vlieg die is afgebeeld in het urinoir, een simpele en toch efficiënte manier zou zijn om de straal naar beneden in de bak gericht te houden. Vandaag ga ik het met u hebben over de vorm van het moderne urinoir, zoals u dat in culturele heiligdommen en sommige cafés kunt tegenkomen. Het valt niet mee dit onderwerp subtiel te bespreken. Maar besproken moet het worden. Zodat ook die andere helft van de mensheid, de vrouwelijke helft, eindelijk weet wat zich op urinoirs afspeelt.

Ik kwam voor het eerst met een modern, designed urinoir in aanraking toen ik moest optreden in de Tilburgse schouwburg. Vanaf de vroege ochtend was die dag alles al anders dan anders. Zo was me verteld dat de voordracht van een dichter beter werd naarmate hij meer dronk. ’s Avonds zag ik dat vrijwel elke dichter en schrijver aan die beweringen inderdaad bewaarheid in de artiestenfoyer, onder andere door de sympathieke verhalenschrijver Bob den Uyl zaliger.

Alle dichters van naam klokten de jenever met flessen naarbinnen in de uren voor ze het podium op moesten. Ik deed dus mijn best erbij te horen en het even ver te schoppen als zij. Mijn voorbereiding op mijn optreden was dus dik in orde, maar tien minuten voor ik de planken op moest, meende ik dat het nodig was eerst nog even de aardappelen af te gieten. Op mijn zoektocht naar een toilet verdwaalde ik en het duurde tien minuten voor ik het juiste lokaal vond. Toen ik daar volkomen onwetend en enigszins onvast ter voet de handelingen verrichtte die tot de leniging van mijn nood moesten leiden en naar beneden keek, schrok ik me te pletter.

Ik staarde recht in een vrouwenmond, in een onbehoorlijk bekoorlijke, prachtig gewelfde, volmaakt geschapen vrouwenmond waar zachtjes wat water in schommelde terwijl in dat water licht meeschommelde dat door de wanden van het urinoir werd weerkaatst. En die wanden, ik schudde ongelovig het hoofd, hadden de vorm van verleidelijke, vrijwel volmaakte vrouwenborsten. En op één van die borsten kleefde, als een broche, een zwarte vlieg? Hoewel, van dat laatste ben ik niet zeker. Het is alweer jaren geleden. Maar goed. Als versteend staarde ik langs mijn … af naar die mond, die borsten, die eventuele vlieg. Waar was ik? Maakte ik dit echt mee? Ik kneep in mijn …, flink hard. Er veranderde niks. Ik sliep dus niet en droomde niet. Ik kon toch zomaar niet…, ja, wat? Het urinoir benatten? Gebruiken? Bestijgen? Er kwam een beroemde schrijver binnen die me een harde klap op mijn schouder gaf zodat ik voorover tegen en half in het urinoir viel.

Toen ik rechtkwam en over het schaampoortje tussen ons in keek, schonk de schrijver me een gulle lach en knipoogde, alsof hij op het punt stond ergens een intens genot uit te peuren. Ik lachte terug en hield wanhopig maar vastberaden mijn urine op. Eerst híj. Ik wilde wel eens weten of hij het durfde. Hij van zijn kant bleef me ook staan aankijken, schijnbaar genietend en een volle lach producerend. Een rokende peuk hing in zijn mondhoek. Na enige tijd hoorde ik het daadwerkelijk stromen bij hem, maar daar schoot ik niks mee op. Omdat hij niet naar beneden keek, wist hij niet wat zich daar beneden bevond. En wist hij ook niet aan wat voor gruwelijks hij zich schuldig maakte.

Terwijl ik daar besluiteloos en ongelukkig stond te wezen, werd door de hele schouwburg mijn naam afgeroepen. Om me naar de zaal en het podium op te lokken, liet directeur Leo Pot enkele keren extra de gong klinken. En elke keer als een schrijver het toilet binnenkwam, ademde ik opgelucht. Maar niet één kwam op het idee een blik in de diepte te werpen, niet één wilde weten waar hij mee bezig was. Alleen ík zag de prachtige vrouwenlippen, de borsten, de eventuele vlieg.

Zou ik onderdehand niet toch maar? Gewoon. Of moest ik misschien heel hard de schouwburg uit rennen, met mijn … in mijn hand, en me leeg wateren tegen een muur of forse boom? In de grote zaal werd voor de laatste keer mijn naam omgeroepen. Ik wist dat op dat ogenblik directeur Leo Pot naar zijn kamer liep, zijn pistool uit de kluis nam, het wapen ontgrendelde en achter zijn broeksband stak. En met een van woede vertrokken gezicht naar mij op zoek ging. Ik deed het ongeveer in mijn broek van schrik, keek in paniek om me heen en verschool me in een wc-hokje. Daar deed ik zonder het te merken, volstrekt automatisch, mijn broek naar beneden, ging zitten en waterde op mijn gemak, zonder één probleem.

Het is me gelukt uit handen van Leo Pot te blijven. Maar elke keer als ik in de schouwburg moet zijn, overweeg ik mijn eigen urinoir mee te nemen.