Twee weken geleden trof de lezer op deze plek een column over Siberië aan, onder de kop `Siberische wodka’. Die werd per e-mail vanuit Rusland verstuurd naar de krant. Nu ik terug in Nederland ben, wil ik nog één of twee columns aan mijn reis wijden.
Toen ik vier weken geleden de trein en het vliegtuig nam, kon ik me van Siberië geen voorstelling maken. Twee beelden spookten door mijn hoofd: hondensleden in sneeuwstormen en gevangenkampen. De laatsten werden uitvoerig beschreven in enkele van Solzjenitsyns boeken, zoals in De Goelag Archipel. Toen het vliegtuig dan ook Siberië naderde, vreesde ik na de landing armoe en achterlijkheid, in grotere of kleinere mate, aan te treffen. Ik hield het voor mogelijk dat een deel van de bevolking in verstelde lompen gekleed zou gaan en dat moderne voorzieningen ontbraken. Maar die vrees werd niet bewaarheid. De mensen in de stad droegen dezelfde kleren als de Tilburgse bevolking, ze hielden van dezelfde muziek, er waren Internetwinkels, er voeren moderne cruiseschepen over de rivier, theater en muziek stonden, zo werd me verteld, op een hoog peil. Het enige wat vrijwel ontbrak, waren mobiele telefoons.
In mijn bagage bevond zich een lijvig boekwerk dat een beeld gaf van de geschiedenis van Siberië. Er zijn weinig landen, dat werd in het boek nog eens bevestigd, die een even tragisch verleden kennen. Drie eeuwen lang werden Russen vanuit het Europese deel van Rusland naar Siberië verbannen, misdadigers en onschuldigen. Op die manier werd de kolonie langzaam bevolkt met eigen Russen en steviger in de greep van Moskou gebracht. In deze eeuw deed Stalin de politiek van de tsaar nog eens dunnetjes over. In 1928 zaten er 30.000 mensen gevangen in werkkampen, in 1931 twee miljoen, in 1934 vijf miljoen. In 1937-1938 kwamen er zeven miljoen bij. Op zeker ogenblik telde de Goelag Archipel, zoals Solzjenitsyn het geheel aan kampen noemde, 21 miljoen gevangenen. Slaven die voor Stalin dwangarbeid verrichtten en die, voor het overgrote deel, hun gevangenschap niet overleefden.
Ik heb een enkele poging ondernomen te achterhalen hoe de Siberische bevolking tegen zijn verleden aankijkt. Veel mensen hebben bannelingen als voorouders. Zo stelde ik tijdens een maaltijd de vraag in hoeverre de oude werkkampen nog bestaan. De aanwezigen protesteerden. Deze kwestie was geen goed gespreksonderwerp voor bij het eten. Ik kon vaststellen, zij het op een anderemanier, dat het verleden leeft. In Siberië wordt veel gezongen en muziek gemaakt. En geen genre is populairder dan het gevangenislied. De gevangene, ook al wordt hij in Rusland nog altijd bar slecht behandeld, is in de ogen van de Siberiër geen slecht mens. Hij heeft het alleen slecht getroffen in het leven, is slachtoffer geworden van de willekeur van het lot. Zoals hun eigen Siberische voorouders en ouders slachtoffer waren van de willekeur van de tsaar en van Stalin. De Siberiër is zelf een gevangene, de gevangene van zijn lot: het Siberische klimaat en de Siberische geschiedenis met haar onbeschrijfelijke tragiek. Om die reden ook moet hij af en toe iets drinken. Om te kunnen zingen. En zo zichzelf te troosten.