Er waart sinds kort een merkwaardig spook door de nederlandse letteren. Het duidt zichzelf aan met de naam Tymen Trolsky en is een geest van het zeer ijverige soort.

Als Trolsky lekker op dreef is, trekt hi jalle registers van zijn donker bassende orgel open en is niets hem te gek.

Er valt heel wat af te lachen bij Trolsky: Krankzinnige beelden (… “die kolossale aardappelzak vol dokerte en stof: de nacht.”), fantastische verhalen vol overdrijvingen, kwasi-filosofische rim-ram en groteske situaties volgen elkaar op in een nooit aflatende stroom. En temidden van dit taal-geweld de kleine Aliesje, dat “plukje brutaliteit op beentjes”, dat door Tymen overal wordt heen gesleept en jaloers bewaakt wordt.

Ook ik zal een gok doen naar de naam van de man achter de schuilnaam Trolsky en hou het – in gezelschap van Hans Warren – op Gerrit Komrij.

Nieuwsblad van het Noorden 25 april 1975, Everhard Huizing
Gek is dat. Ik heb, de werken van Trolsky lezend, tot en met het prozaboek Aliesje toe, de ervaring dat ik voortdurend op een groot kunstmatig eiland, waar het allemaal heel anders aan toegaat dan op het vlakke land van ons, en dat heel de werkelijkheid van ons erdoor op losse schroeven wordt gezet.

De Tijd 25 juli 1975, Wam de Moor
Men moet wel enigszins een orgaan hebben voor de romantiek van de dood (waar dit boek barstensvol mee zit) om dit te kunnen waarderen, maar dan is het ook prachtig. Trolsky op z’n best. Zo schrijft een dichter die in de twintigste eeuw het bloeden van zijn dichtader moet zien te stelpen.

Haarlems Dagblad 19 juli 1975, Louis Ferron

Als Lorca, en in een ander opzicht ook als Dali, Breton, Tzara, is hij in zijn werk het “eeuwige kind”, vol hartstochtelijke tegenstrijdigheden en met een wat luidruchtige stem.

Tymen Trolsky en Aliesje zijn op een bepaald moment niet meer te onderscheiden van elkaar.

De Stem 12 april 1975, Rob Vermeulen
Fens houdt niet van uitroeptekens! Ik ook niet!

Trouw 24 mei 1975, Tom van Deel
Ik ben zelfs van mening dat Trolsky’s manier van schrijven tégen de literatuur gericht is. Alle bezonning is er uit verdwenen, alle rationaliteit wordt er in bespot, alle vormgeving is die van het moment. Een dergelijke opvatting van spontaneïteit leidt nergens toe.

Dat denken gaat bij Trolsky vreemde wegen, zo vreemde dat het mij niet ongeoorloofd lijkt in enkele gevallen van pure waanzin te spreken.

Trouw 24 mei 1975, Tom van Deel
En Trolsky schrijft of zijn leven er van afhangt. het hele boek is één groot gejakker van bladzij naar bladzij. Het maakt je bekaf, want al dat gevlieg, trap op, trap af, laat je niet onberoerd.

Algemeen Dagblad 7 juni 1975, J. Huisman
Met het optreden van Tymen Trolsky is er wat leven in een hoekje van de brouwerij gekomen. Hij mag dan een geheimzinnige figuur zijn maar hij laat goed merken dat hij er is.

Het mysterieuze van Trolsky ligt niet in de eerste plaats in zijn duistere identiteit. (…) Het mysterieuze zit eerder in de merkwaardige mengeling van kitsch en echtheid, van parodie en ernst, van pastiche en originaliteit waaruit zijn werk bestaat. (…) Het is net of Trolsky zelf niet goed weet, of niet wil weten, waar ernst en parodie in elkaar overgaan.

In Aliesje is de houding van de verteller die van een zeer vervloekt dichter, een Tristan Corbière plus Slauerhoff in het kwadraat.

NRC Handelsblad 30 mei 1975, P.M. Reinders
Het portret dat er van Aliesje gegeven wordt, is, ondanks de “ontuchtige” gedachten waarvan de schrijver zich een keer beschuldigt, van een grote gevoeligheid en zuiverheid.

Het boek houdt vrij abrupt op. het is in al zijn gezwollenheid en eentonigheid een zonderling apart, oorspronkelijk werk in de huidige vaderlandse literatuur.

Dagblad Het Binnehof 29 september 1975, Jos Panhuijsen

 

KOPPEN BOVEN RECENSIES VAN ALIESJE

Tymen Trolsky, vulkaan of voetzoeker
NRC Handelsblad 30 mei 1975

De lieflijke aberratie van Tymen Trolsky
Leeuwarder Courant 20 september 1975