Een dikke roman en een dichtbundel van ruim 200 bladzijden, daarmee debuteerde dezer dagen de nieuwe Nederlandse schrijver Tymen Trolsky. En er worden meteen al twee volgende boeken van hem aangekondigd: Aliesje, een idylle in zes episoden, en Afrekenen, Ober!, een polemisch-programmatisch geschrift waarin de Nederlandse literatuur er van zal moeten lusten, want Trolsky vindt die maar een puinhoop.
Hyacintha en Pasceline is in een zeer meeslepende, bedwelmende taal geschreven. Er staan aangrijpende beelden in: ‘Met een verende schok scheurde de stilte in het vertrek als een paardebuik van voor tot achter open.’ Maar als ik me niet wil laten meeslepen, afstand neem van de tekst en hem dan bekijk, dan lach ik me herhaaldelijk ook een kriek.
Trolsky’s roman is één groot pleidooi voor heimwee, hartstocht, haat, droefheid, liefde, voor de heftige gevoelens, voor “broeder Roes” en tegen wetenschap en intellectuelen. Zij vertegenwoordigen de dood.
(…) hij onderscheidt zich door veelzijdigheid en door een groot talent. Trolsky zal zijn weg naar de literatuurlijsten dan ook wel vinden.
Brabants Dagblad 24 augustus 1974, A. Boogaard
(…) de eerste honderd bladzijden waren niet makkelijk om doorheen te komen. Maar een interessant boek, ja, dat is het zeker, en ik zou er niet op zijn ingegaan wanneer ik Trolsky niet beschouwde als een talent met toekomst.
Elseviers Weekblad 3 augustus 1975, Wim Zaal
Het aardige van romans als Hyacintha en Pasceline is, voor mij althans, het feit dat je er met geen enkel literatuur-theoretisch gegeven iets mee kunt beginnen. De literatuurwetenschap kiest haar materiaal uit het beste dat in de wereldliteratuur voor het lezen ligt. Boeken als deze roman verleiden tot puur impressionistische kritiek, want het zo weinig zaaks dat er nauwelijks iets zakelijks over te beweren is.
de Volkskrant 31 augustus 1974, Kees Fens
Deze roman (…) gaat op heel onbeholpen wijze over bijna niets.
De Standaard 20 september 1974, Kees Fens
Met de kanttekening dat er van de stijl hier en daar niks klopt in het opzicht van correctheid, ben ik toch bereid deze roman te beschouwen als een voortreffelijk debuut van een opvallend en interessant auteur.
Toch ben ik benieuwd wat er uit de santekraam van deze literaire clown groeit, want Tymen Trolsky lijkt mij van alle schrijvers die de laatste jaren de wending van het nuchtere realistische naar het romantische levensgevoel hebben aangegeven, het radicaalste fenomeen.
De Tijd 6 september 1974, Wam de Moor
Maar Tymen Trolsky’s Movement heeft wel gewerkt en Hyacintha en Pasceline blijft ook bij herlezen: vermakelijk en origineel.
De Tijd 25 juli 1975, Wam de Moor
Samanvattend: Trolsky heeft zonder twijfel talent, zijn eerste twee boeken zijn hoogst onevenwichtig, en ik hoop dat hij er eens op zal terugzien zoals Hölderlin op het werk van zijn jeugd, “toen ik woordenrijker en leger” was.
Het Vrije Volk 24 augustus 1974, Alfred Kossmann
Zulke taal als van Trolsky maakt zichzelf overbodig. De Bij heeft aan de onrijpheid gelegenheid gegeven zich voor te stellen in bloei te staan. Van deze Trolsky wordt ons voor ’75 nog een verhalenbundel ‘Aliesje’ in het vooruitzicht gesteld. Nu, niet alleen van recensenten mag verwacht worden dat zij een boek lezen, van uitgevers toch zeker ook?
Trouw, T. van Deel
Een sfeer van heimwee en tevens van hartstocht gaat uit van dit relaas van een tedere, erg kwetsbare en dus onmogelijke liefde. Deze sfeer wordt niet alleen opgeroepen door ongewone situaties, maar vooral door de onwezenlijke, extatische toon, die Trolsky het hele boek door volhoudt.
Het laatste nieuws 13 maart 1975, W.M.R.
Jammer genoeg vallen twee passages, een blufscène in de trein (blz,. 110-112) en een happening op een bromfiets (blz. 215 e.v.), uit de toon. In een roman als deze behoren zelfs marginale gebeurtenissen van een ander niveau te zijn. Niettrgrnstande deze bezwaren is “Hyacintha en Pasceline” een geslaagd loflied op de liefde.
Prisma Lektuurinformatie jrg. ’74 nummer 1816, drs P.M. Hensels
Zijn geschriften zijn verbijsterend, in alle opzichten. Hij is ongeloof1ijk erudiet, hij schrijft met een fabe1achtige kennis van zaken over zeer uiteenlopende zaken, ja, hij kan sohrijven voor drie, lijkt uit diverse personen samengesteld. Hij heeft potten met allerlei soorten inkt en, als Couperus, ook nog diverse pennen.
PZC 7 dec ’74, Hans Warren
Deze roman is een ware draak: Niet alleen heeft Trolsky geen enkele moeite gedaan de plot iets acceptabeler te maken, ook stilistisch is er zoveel mis aan dit brallerige en ondoordachte boek, dat in alle opzichten een positief oordeel moet uitblijven. Puberaal geschreeuw, – zoals het eindigt gaat het alle bladzijden door.
Prisma Lektuurinformatie jrg. ’74 nummer 1198, T. van Deel
Geert Lubberhuyzen, direkteur van uitgeverij “De Bezige,Bij” wijst met trots op die boeken uit zijn fonds die het predikaat literaire roman mogen voeren en hij noemt daar nadrukkelijk de nieuwe roman van Tymen Trolsky, “Hyacintha en Pasceline”. Als we dit zeer leesbare boek aan de boven geschetste kriteria toetsen, dan kunnen we dat epitheton ornans inderdaad aan Trolsky’s roman toekennen.
De hoofdfiguur laat zich ook heel goed vergelijken met de “Uitfreter, uit dat overbekende verhaal van Nescio. (…)De ik-figuur in de hier besproken roman zou een broertje kunnen zijn van Japi; hij zegt: “Op die wandelingen ben ik gelukkig, dan denk ik dat ik ook zo kan zijn als de wind die alleen maar waait en aan niks denkt, als de mollen en het natte gras, als het rillend water in de sloot, dat alleen maar piekert, maar nooit wanhopig wordt”.
De abstraktie van de liefde is hier gekonkretiseerd in woorden op een andere wijze dan Gerard Reve dat bereikte in “De Taal der Liefde”, maar minstens even overtuigend.
Dit is literatuurvoorde bovenste plank waarop het rijtje boeken de laatste tijd maar langzaam groeit.
Brabants Nieuwsblad 17 oktober 1974, Han Steendijk
De dood werd vaak spookachtig voorgesteld, maar hij werd ook bezongen. Tymen Trolsky’s verhaal op zich, de intrige van Hyacintha en Pasceline is eenvoudig genoeg. T. is niet onvoorstelbaar. Tymen Trolsky slaagde erin hem voor ogen, hart en geest te doen leven in al zijn bewogenheid. Hij beheerst het onbeheerste. Zijn debuut is, ondanks alles, een volledig overwogen, uitgekiende verbeelding.
Dagblad Het Binnenhof 22 maart 1975, Jos Panhuijsen
Ik heb zelden met meer gemengde gevoelens een debuut gelezen als deze roman. Het is enerzijds een love-story met zowel ontroerende als kitschige elementen en anderzijds een surrealistisch kolderverhaal waarin het bizarre grenst aan het tragische. Maar één ding is zeker: dit boek is, hoe dan ook, een hoogst origineel werkstuk en lijkt op geen enkel ander boek dat ik de laatste jaren gelezen heb.
Leeuwarder Courant 5 oktober 1974, Ab Visser
Hij heeft de eenmanswereld willen tonen van een verliefde student met een klein meisje in zijn web en hij heeft die wereld gevuld met een geschiedenis waarin het de spin is die verliest. De vormgeving van dit liefdesgevecht in een passende taa1constructie is hem verbazend goed gelukt. Daardoor maakt hij de gevoelswereld van T. ook voor anderen toegankelijk en herleefbaar.
NRC Handelsblad 25 oktober 1974, K. L. Poll