In de jaren zestig was het afgelopen met het Rijke Roomsche Leven. De Brabantse schrijver Jasper Mikkers moet dat van nabij hebben meegemaakt. Onder zijn vroegere pseudoniem Tymen Trolsky schreef hij een zinderende roman over de teloorgang van een Brabants seminarie.
De laatste hoofdpersoon in rij is broeder Hippolytus, nog een echte volgeling van de heilige Franciscus. Doet de genoemde processie al Fellini-achtig aan, de scène waarin de hroeder een naakte Eugène schildert en door de jongen bijna wordt verleid, mag er in dat opzicht ook zijn. En dat Tymen Trolsky ook weet wat humor is, mag blijken uit zijn vondst om de broeder nieuwe (conservatieve) richtlijnen voor het seminarie te laten bestuderen terwijl hij op het toilet zit.
‘Het einde’ heet het laatste hoofdstuk. Dat de seminaristen uit het katholieke keurslijf worden bevrijd, is mede aan deze kleurrijke maar tragische Hippolytus te danken. Dan is de roman van dat naturalistische begin uitgegroeid tot een bont vlammend tableau van grote verbeeldingskracht.
Haagsche Courant, 3 maart 2001, door André Matthijsse
Het schrijven is een monnikenarbeid geweest, en nu ligt er een boek als een molensteen. Even degelijk als geurloos. Een bevrijding voor de auteur, wellicht. De leeslast is echter onmetelijk zwaar. Mufheid met mufheid bestrijden is een riskante onderneming, moest déze lezer concluderen. Met spijt moet worden vastgesteld, dat het niet nodig is Het einde van de eeuwigheid te gaan lezen.
de Volksrant 16 februari 2001, Arjan Peters
Mikkers kreeg ook commentaar op het boek in de Volks krant Daarin staat dat je mufheid beter niet met mufheid kunt bestrijden en dat het boek eigenlijk niet aanbevelenswaardig is. Nou, daar denk ik anders over.
Wie aan de hand van een voorbeeld heel dichtbij wil weten hoe en waarom de aanvoer van nieuwe paters/priesters stokte, kan dat in ‘Het einde van de eeuwigheid’ haarscherp lezen.
Uit Weekblad Oosterhout, 21 februari 2001, evr
In 1889 verscheen “De Kleine Republiek” van Lodewijk van Deyssel, dat herinneringen bevat aan diens verblijf op de kostschool Rolduc in Kerkrade. Het was destijds een onthullend en schokkend relaas over het benauwde leven van de jonge Van Deyssel. Literair viel het boek minder in de smaak.
Ruim honderd jaar later, december 2000, verschijnt weer een roman over het kostschoolleven. Nu van de hand van Jasper Mikkers, meer bekend onder het Slavisch aandoende pseudoniem Tymen Trolsky. In de maand van het verschijnen lag het boek bij de top tien van meest verkochte literaire werken. Volkomen terecht.
Uit Nunc meminisse iuvat, 12e jaargang, nummer 2, april 2001, door Peter van Overbruggen
Later, als ik me net iets heb laten uitleggen over een boek dat ‘Zonder dak onderdak’ gaat heten en dat zal gaan over het dagelijks leven van dak- en thuislozen, bots ik weer op hem (Martin Ros). Deze keer laat hij er geen gras over groeien. Wetend dat ik uit Brabant kom en op een seminarie heb gezeten, begint hij over ‘Het einde van de eeuwigheid’ van Tymen Trolsky. “Ongelofelijk dat het boek niet meer publiciteit krijgt,” fulmineert hij. “Het is een mijlpaal. Het gaat over de afschaffing van God in Nederland.” Ik zeg dat de KRO onlangs nog een heel uur aan het boek heeft besteed, maar dat remt hem niet.
“Daarbij heb ik het woord God niet gehoord,” raast hij. “Maar het katholicisme is niet van de baan, hoor. Jij bent straks oud en dom en ziek en dan zal het ook jou hoop geven. Van het marxisme zul je dan niks horen.”
Brabants Dagblad, 6 februari 2001, Jace van de Ven
Jasper Mikkers (1948) uit Tilburg publiceerde onlangs een opmerkelijke roman, Het einde van de eeuwigheid, waarin hij met compassie, berusting én respect schrijft over de tijd die hij doorbracht in het seminarie in Oosterhout.
Brabant Cultureel nr3 jrg 50 maart 2001, door Henk Langenhuijsen
Trolsky weet de sfeer van het internaat, begin jaren zestig, goed te typeren. De modernisering hing al in de lucht maar moest nog neerdalen. Ook Henri voert een herkenbare innerlijke strijd. Wel is Trolsky’relaas hier en daar misschien wel te minutieus om het verhaal van Henri op spanning te houden.
Stichting Nederlandse Bibliotheekdienst 22 februari 2001, Hans Renders