IN GESPREK MET WIM BOERBOOM

BeraadslagingWim Boerboom is geboren te Nijmegen 1934. Hij doorliep de middelbare school aan het Seminarie Beekvliet in Sint Michielsgestel en het Avondlyceum in Nijmegen. In 1959 begon hij met de studie Economie in Tilburg en studeerde af in 1965. Hij trouwde in 1965 en heeft twee kinderen en vier kleinkinderen. In 1965 werd hij wetenschapppelijk medewerker aan de Economische Faculteit aan de toenmalige Katholieke Hogeschool Tilburg, daarna wetenschappelijk Hoofdmedewerker en later universitair docent politieke economie en maatschappelijke orde.

 

Tussen 1966 en 1972 was hij politiek actief binnen de PSP, zowel op landelijk als afdelingsniveau.

Boerboom is marxist. Ook later is hij de marxistische ideologie trouw gebleven. Hij onderwees politieke economie, in het bijzonder economie op marxistische grondslag.
In de zeventiger jaren legde hij zich toe op het geven van lezingen aan andere universiteiten en van cursussen aan de vakbeweging.

Hij is medeoprichter, in 1984, van de Stedenband Tilburg – Matagalpa (SSTN).
In 1999 ging hij met pensioen.

Hieronder volgt het interview. Ik sprak hem meerdere keren. Als geen ander is hij op de hoogte van de ontwikkelingen aan de UvT in de zeventiger en tachtiger jaren.

Wim Boerboom
Wim Boerboom

JONGERE JAREN
Het gesprek begint met een opvallende uitspraak van Boerboom. ‘Op de universiteit hebben ze de rol die de universiteit gespeeld heeft in de tijd van de bezetting, nooit begrepen. Ze hebben, bij mijn weten, nooit opdracht gegeven voor een publicatie, waarin de omslag eind jaren zestig en de betekenis ervan beschreven werden. Een half jaar voordat ik met pensioen ging, vroeg Luc Jeurissen van Studium Generale, of ik wat met foto’s kon doen, die met de bezetting te maken hadden. Grote foto’s die al waren aangetast, waaruit bleek dat ze niet goed geconserveerd waren. Omdat er kennelijk geen belang aan was gehecht. Ik haalde ze op in de kelder en nu liggen ze in het archief in Amsterdam.’ (Hij bedoelt het archief van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, IISG.)

Dan vertelt hij iets over zijn levensloop. Hij werd geboren in Nijmegen, in 1934, als zoon van een ambachtsman (schildersbedrijfje). In de oorlogsjaren doorliep hij daar de lagere school, in 1947 ging hij naar seminarie Beekvliet, het oude gijzelaarskamp. Uit een verlangen naar vrijheid ging hij er in 1950 weg (1). Omdat er op het seminarie te weinig gedaan werd aan moderne talen en natuur- en wiskunde, kon hij niet naar het Canisius College. De twee opleidingen sloten niet op elkaar aan. Hij ging naar de Mulo, en werkte daarna bij een onderneming, die in allerlei materialen voor de bouw handelde, alles behalve stenen en cement. ‘Zo leerde ik de handel van binnenuit kennen, wat van invloed is geweest op mijn latere linkse opstelling. Toen ik er de leeftijd voor bereikte, moest ik in militaire dienst. Na de dienst werkte ik opnieuw bij dezelfde onderneming. Maar omdat ik ontdekte dat dit geen levensvervulling voor mij was, volgde ik het avondlyceum in Nijmegen, waarna ik economie in Tilburg ging studeren. Ik koos voor Tilburg vanwege de afstand Nijmegen-Tilburg en de signatuur van de hogeschool. Ik was toen 25 jaar oud en ouder dan mijn medestudenten. In 1965 studeerde ik af.’ Later zal hij zeggen: ‘1965 was voor mij behoudens huwelijks- en afstudeerjaar ook het jaar, waarin mijn kijk op de wereld kantelde.’

STUDENTENTIJD –  HET CORPS ST OLOF – ONTGROENING
‘Ik was als student lid van Olof(2), heb ondanks mijn leeftijd (25) gewoon de ontgroening meegemaakt en zat later zelfs in de ontgroeningscommissie. Ik ging mede bij Olof om te zien wat het inhield lid te zijn, om te weten wat er zich afspeelde. Als lid van deze commissie (nu volgt een citaat uit de schriftelijke correspondentie met Boerboom) “heb ik ontdekt dat de ontgroening meer inhield dan men aan de buitenkant kon waarnemen. Het is de eerstejaars pikken op al zijn buitenissigheden en eigenaardigheden: zelfvoldaanheid, gebrek aan solidariteit met medestudenten,   opschepperij, verdraaiing van de feiten et cetera. Daarnaast is het een uitzoeken welke talenten, vaardigheden, prettige eigenschappen ze hebben. De eerstejaars vormen per saldo het rekruteringsveld voor de disputen van het corps. Tenslotte is het een inpompen van de waarden en normen en de geschiedenis van het corps. ‘Inpompen’ want het moet in twee weken.

Zeker het eerste, het pikken op eigenaardigheden, vergt het scheppen van afstand. En dat is het kenmerkende dat vaak naar buiten komt, ook al omdat het vaak niet goed geschiedt. Omdat de ontgroeningscommissie overdag met de ‘klooien’ bezig is en de corpsleden ‘s avonds en ‘s nachts, komt de onjuiste vorm van het scheppen van afstand, het ontgroeningsexces, voor. Met name de tweedejaars en in mindere mate de derdejaars, die het klappen van de zweep nog niet kennen, maakten zich daaraan wel schuldig. In dit verband waren de leden van de ontgroeningscommissie ‘s nachts doende de eerstejaars (klooien) ook te beschermen en onhandelbare tweede- of derdejaars uit de kroeg te verwijderen.

In die tijd, begin jaren zestig, grepen er, met name door de z.g. externe democratisering, veranderingen plaats binnen Olof. De macht van middenklasse- en arbeidersklassestudenten werd groter. Er kwamen daardoor ook andere mensen in het bestuur van Olof en de diverse commissies.

Er kwamen ook nieuwe verenigingen. Het monopolie van Olof op verenigingsgebied liep naar een einde. In 1962 was bijvoorbeeld de TEF opgericht, de Tilburgse Economische Faculteitsvereniging. Ik was in 1963 voorzitter. De studenten organiseerden zich geleidelijk anders, niet alleen meer in gezelligheidsverenigingen. Ook kwamen er alternatieve gezelligheidsverenigingen zoals ASKLOA en later politieke verenigingen zoals POLITEIA. Maar de leden van de TEF waren toch nog in hoofdzaak leden van Olof. Als er geld nodig was bij TEF om iets te organiseren,  klopten we aan bij gedelegeerd curator en oud-Oloffer,  Loevendie(3). Hij had altijd wel ergens een potje. Zo ook bijvoorbeeld, toen de TEF in 1963 voorzitter van de faculteitsverenigingen economie in Nederland was en uit dien hoofde een congres moest organiseren. Dat werd een congres over concentratie in de economie, in de Rosep, in Oisterwijk. Directeur en misschien ook wel eigenaar bleek Arnold Meijer; van Zwart Front, werd gezegd. Meijer ontpopte zich als een uiterst charmante man. Later kwam ik pas achter de identiteit van Zwart Front

‘Aan het einde van mijn studententijd  werd ik student-assistent van professor Van Berkum(8).’ Later vertelt hij, dat Van Berkum , in die tijd de ‘grand old man’ van de universiteit,  naar verluid, door Cobbenhagen (4) gerekruteerd was tijdens een treinreis. Hij was een van de oprichters van Olof, was de eerste gepromoveerde van de Hogeschool, werd hoogleraar, adviseerde diverse regeringen, bekleedde commissariaten o.a. bij Hoogovens, bezat een grote reputatie. – ‘Ik was zeker bij zo’n indrukwekkende man nogal redelijk volgzaam in die tijd. Zo herinner ik me, dat mevrouw Philips een brief aan Van Berkum had gestuurd. Die gaf de brief aan mij door met het verzoek de zaak af te handelen. Mevrouw Philips had in een rapport iets gelezen over de moraal van studenten in Tilburg en dat pakte slecht uit voor ze: een aanzienlijk aantal van de studenten deed het al vóór het huwelijk. Ze was ervan geschrokken, had contact met de beweging Morele Herbewapening en was te weten gekomen dat er een toneelgroep uit Oostenrijk door Europa rondtrok met een stuk over goed en kwaad. Ze zouden ook in Eindhoven optreden. En de vraag was of Van Berkum de Tilburgse studenten daar niet naartoe kon sturen. Zij zou voor gratis busvervoer zorgen. En ik maar proberen voldoende studenten te vinden, die er per bus mee naartoe wilden gaan. Het lukte uiteraard niet.

KANTELENDE INZICHTEN EN POLITIEKE BEWUSTWORDING
Bepaalde voorvallen evenwel zetten me aan het denken. Zo zag ik in de Gelderlander de foto van een  Amerikaanse soldaat in Vietnam, die een Vietnamees onder zijn kin trapte. Het beeld, dat ik van ‘de Amerikaan’ had, hij was onze bevrijder en weldoener, veranderde er radicaal door. Ik was per 1 juli benoemd, maar gaf nog geen college, had dus tijd. Ben alles over Vietnam gaan lezen en ik ontdekte, dat het eenzelfde bevrijdingstrijd betrof als in Indonesië. Bovendien ontdekte ik, wat er zich in werkelijkheid met en in Vietnam had afgespeeld en nog afspeelde en welk een beeld de media ervan gaven t.w.: dat van een onderdeel van de Koude Oorlog. Ik kende inmiddels de geschiedenis van Vietnam vanaf 1941 door en door, kende de Overeenkomst van Genève van 1954 min of meer uit het hoofd. Toen er een discussie ontstond tussen professor Delfgauw, van de universiteit Groningen, en generaal b.d. Broekmeijer, in de Tijd/Maasbode, stuurde ik een bijdrage waarin ik me achter Delfgauw opstelde en zijn visie enkel met vele feiten ondersteunde. Het werd niet geplaatst. De werkelijkheid mocht het beeld dat de media van de situatie rond Vietnam gaven, kennelijk niet verstoren. Hierna ging ik me verdiepen in de weergave in het algemeen door de media van de toenmalige maatschappelijke realiteit ook bijvoorbeeld in ons land met betrekking tot de Provo’s. Dit leverde de conclusie op: ideologische vooringenomenheid

Discussies op de hogeschool
Discussies op de Hogeschool

Daarom sloot ik me in 1966 aan bij de PSP. Niet bij de afdeling Tilburg, want die bestond nog niet. Ik bezocht districtsbijeenkomsten. Na een jaar zat ik in het landelijk partijbestuur. Met enkele anderen richtte ik een afdeling Tilburg op. Leden waren studenten, voor zover ik me herinner, o.a.  Jean Frijns, Tinie Akkermans, Paul van Eeuwijk en Ton Koster.  Vooral de laatste ontpopte zich als een actievoerder.

Met Kerstmis 1966, vond  – als mijn herinneringen nu veertig jaar later nog voldoende intact zijn – een hongerstaking van Ton Koster plaats in een portiek naast het toenmalige Hotel  Riche, e.e.a. uit protest tegen de uitbuiting van de Derde Wereld en de oorlog in Vietnam.  De actie duurde de hele Kerst. De Tilburgers stonden heel vreemd tegenover dit soort acties. De acties van progressieve mensen waren nog kleinschalig maar voor Tilburg vreemd en lokten heel wat commentaar uit.

Grotere acties vonden plaats in het westen, met name in Amsterdam.
In die tijd organiseerde Piet Nak(5) bijvoorbeeld demonstraties tegen de Vietnamoorlog. Die droegen ook bij tot een verdere bewustwording. Meerdere studenten werden, zoals Koster, politiek actief.

‘Om tot activiteit binnen de nieuwe PSP-afdeling te komen organiseerden we discussiebijeenkomsten, o.a. bij mij thuis. Ik kan me een discussiethema nog herinneren te weten over de Juni-oorlog van 1967 en natuurlijk ook het thema Vietnam

Maar de focus was niet alleen gericht op Vietnam en Israel. Ook de Derde Wereld kwam aan bod. Er heerste een ongespecificeerd onbehagen over hoe wij met de Derde Wereld omgingen. Verder analyseerden we het Vaticaans Concilie en daarmee verband houdend de antiregenteske beweging in de kerk. Omdat de regenteske stroming niet veel ophad met de progressieve inhoud van de encyclieken Humanae Vitae en Pacem in Terris en deze onvoldoende aandacht gaf, deelden wij ze na de mis aan kerkportalen aan het kerkvolk uit.

De naoorlogse (babyboomgeneratie) generatie was geëngageerd en eerlijk. Ze was opgegroeid met waarden en normen, maar kon niet uit de voeten met de praktijk van alledag van de oudere generaties. Ze zagen de huichelachtige opstelling van de pers en politiek. Ze waren er getuige van, dat de textielwerkgevers in Twente en Brabant hun fabrieken naar lagelonenlanden overbrachten. En voor het eerst na de oorlog werd de Tilburgse bevolking met een massale werkeloosheid geconfronteerd.

HET VOORSPEL –  STREVEN NAAR DEMOCRATISERING
De Tilburgse studentenbeweging heeft veel geleend en geleerd van de Nijmeegse studenten. Boekraad(6) en Van Nieuwstadt(7) bijvoorbeeld hadden een brochure geschreven, getiteld: Universiteit en onderneming, uitgebracht door de Unie van Studenten uit Nijmegen (USN). Een andere toen wereldbekende auteur, die op ons indruk maakte, was André Gunder Frank. Hij schreef Capitalism and underdevelopment in Latin America, Historical studies of Chile and Brazil, uit 1967. Maar belangrijker nog waren Herbert Marcuse, met De eendimensionale mens, Paul Sweezy en zijn Theory of Capitalist Development en Ernest Mandel: Marxistische Wirtschafttheorie.’

Bepaalde geluiden begonnen door te dringen in Tilburg. Zelf raakte Boerboom steeds beter geïnformeerd door zijn contacten als politiek secretaris van de PSP. In die tijd werden ook bekende linkse sprekers naar Tilburg gehaald zoals Ernst Mandel.

‘Aanleiding tot de eerste collectieve actie in mei ’68 was een tentoonstelling bij gelegenheid van het achtste lustrum van Olof. De tentoonstelling had als thema snelheid. Alles wat met snelheid te maken had, werd tentoongesteld, van de step en de fiets tot straaljagers en raketten, de laatste geleverd door de luchtmacht. In de trappenhal van gebouw A was NAVO-propagandamateriaal opgehangen in de vorm van affiches. Vandaar dat de tentoonstelling de benaming Navo-tentoonstelling kreeg. Een aantal studenten droeg borden met protesten naar de universiteit en ging op de rotonde voor gebouw A zitten. Het protest gold de NAVO propaganda. Die protesten vielen goed. Van Berkum verzuchtte ‘s anderdaags in zijn college: ‘Als ik jong was geweest, had ik er ook aan meegedaan.’ En de dag erna ook organiseerde Eric de Vries, als voorzitter van Politeia, de eerste teach-in n.a.v. de protesten. Er zouden vele teach-ins, sit-ins en andere -ins volgen. Aan de eerste teach-in werd  door 400 à 600 studenten deelgenomen.

De rectoraatsoverdracht van 1968 (najaar) was spectaculair en een voortzetting van het studentenprotest dat in mei was begonnen. Op de corona in de aula stond (en staat) in het midden een tafel met zetels daarachter  opgesteld. Daar zouden de scheidende en komende rector magnificus plaats moeten  nemen en verder naar anciënniteit andere hoogleraren. Temidden van de hoogleraren hadden Ton Koster en Hans van de Watering(9) op de zetels van de gaande (professor de Moor) en de komende (professor Scheffer) rector plaats genomen. Het verzoek aan hen gericht, weg te gaan, negeerden ze. Dit tastte het decorum ingrijpend aan. Professor Deelen(10) was de eerste die de binnenkant van zijn toga had laten voeren met rode stof. Rood is de kleur van de juridische faculteit. Hij had zijn mouw half teruggeslagen, zodat de kleur goed zichtbaar was. In plaats van plechtige pracht en praal stelden de langharige Koster en van de Watering de eenvoud en onbekommerdheid van spijkerstof en ribfluweel. Deze tegenstelling prikte het establishment kennelijk enorm. De Moor(11) koos eieren voor zijn geld en begon maar gewoon aan zijn toespraak, die zou eindigen in de overdracht van het rectoraat. Die overdracht geschiedt via een plechtige Latijnse zin, een plechtig moment dus. Juist toen de overdracht zou plaatsvinden, klonk vanaf het balkon uit een bandrecorder: ‘Kom Cees, het is maar tijdelijk’, van Wim Sonneveld. De voornaam van Scheffer was Cees. Een van de hoogleraren, ik meen professor Weeve, was tijdens de toespraak van de Moor aan een andere tafel op de corona gaan zitten. Dat werd uitgelegd als een uiting van fysieke afkeer van Koster en Van de Watering en hun actie. In werkelijkheid was de hoogleraar, naar verluidt een astmapatiënt, extra gevoelig voor het traangas, dat uit een patroon kwam, die Ton Koster uit zijn broek had laten vallen en die daardoor open was gegaan. Vanuit de zaal werd als reactie aan het einde van de plechtige overdracht als het ware brullend het Io vivat(12) aangeheven, als een massale uiting van kritiek op de actie van Koster en de andere ordeverstoorders. Ik zat in de zaal en voelde me niet helemaal op mijn gemak. Wat zou er gebeuren als men wist dat ik contact had met Koster en al die anderen activisten? Ik voelde me er niet helemaal lekker bij. Koster en van de Watering bleven onverstoorbaar en begonnen, toen de stoet de aula verliet te zingen: dag Sinterklaasje daag daag Zwarte Piet. Koster, zo werd later verteld, was ‘gewapend’. Hij had een waterpistooltje, voor het geval hij aangevallen zou worden door een persoon. Verder had hij een traangaspatroon, voor het geval hij door een groep aangevallen zou worden en een rookbom voor het geval de zaal hem te lijf wilde gaan. Wellicht kan hij dit verhaal zelf nog eens bevestigen

Na afloop van de overdracht was er een receptie in de Portrettenzaal(13). Van de uitgang van de aula tot aan de Portrettenzaal stond een rij genodigden, die de nieuwe rector de hand wilden drukken. En wie stond hen spelend op een blokfluit te vermaken? Koster. Hij was een verdienstelijk fluitist. De aanwezigen die voornamelijk van buiten de universiteit kwamen, raakten er nog verder van in de war. Hoe kon een linkse rebel een muziekminnend mens zijn? Hij speelt zo mooi fluit: Nee, dat was een ander geweest.

Rector Magnificus Scheffer (rechts)
Rector Magnificus Scheffer (rechts)

Met deze actie was iets opengebroken. Er volgde een serie teach-ins op instigatie van Scheffer. Doel: een antwoord op de vraag waar gaat dit over? Ook het Stafconvent, de kersverse organisatie van wetenschappelijke medewerkers, werd er bij betrokken. Onderwerp van gedachtewisseling werd: welke structuur, welke bestuursvorm moet de universiteit krijgen, welke veranderingen moeten worden doorgevoerd?

We stelden ons binnen het Stafconvent, naast deze discussie over de bestuursstructuur de vraag: welke is onze plek, positie, salariëring? De wetenschappelijk medewerker was in Tilburg een nieuw fenomeen. Aan de Katholieke Hogeschool werd hij wetenschappelijk ambtenaar genoemd, hetgeen een lagere salariëring meebracht. Onderzoek had opgeleverd, dat wij als wetenschappelijke medewerkers gekwalificeerd dienden te worden en we wilden daarom dat de achterstand in salariëring met terugwerkende kracht uitbetaald zou worden. Dit was, bij gebrek aan een vakorganisatie, de vakbondskant van het Stafconvent. Aanvankelijk was daar geen overleg over. En men geneerde zich, de vraag naar de juiste salariëring te stellen. Uiteindelijk wisten we als bestuur van het Stafconvent binnen een korte termijn toch succes te boeken en werden de salarissen met terugwerkende kracht tot 1963 verhoogd. Het convent had daarmee ook met betrekking tot de discussie op het andere terrein zijn visitekaartje afgegeven.

Er werd door het “bevoegd gezag” een Structuurcommissie ingesteld. De studenten en ook het Stafconvent wilden die commissie niet. Die was van de “autoriteiten”, inmiddels een begrip met een negatieve bijklank. Binnen die commissie zouden we ingepakt worden, dachten we.

Er was ook wrijving tussen het curatorium en de senaat. De hoogleraren werden met name door de voorzitter van het curatorium (Mr. P. van Boven, toen ook voorzitter van de katholieke werkgeversorganisatie) als ondergeschikten beschouwd. Ze waren thuis op hun vakgebied den verdienden daar erkenning, maar moesten zich vooral niet bemoeien met bestuurszaken. De curatoren waren mensen uit de praktijk, zij maakten deel uit van de macht en het kapitaal. Hoogleraren waren in principe weliswaar hooggekwalificeerde maar toch ondergeschikte medewerkers.

Bezetting hogeschool
Bezetting Hogeschool

DE BEZETTING VAN DE KATHOLIEKE HOGESCHOOL TILBURG
De uitkomst en climax van de studentenacties was de uiteindelijke bezetting van de Hogeschool.

‘De bezetting: we hadden het gevoel dat er iets plaatsvond. Nou ging er met het kapitalisme iets gebeuren.’

De Parijse Meirevolutie had een jaar eerder plaatsgevonden, mei 1968. Op het moment dat de studenten in Parijs veldslagen leverden met de ordetroepen en er gewonden vielen, protesteerden progressieve studenten in Tilburg tegen de ‘NAVO-tentoonstelling’  op het terrein van de  Hogeschool. De bezetting van de Hogeschool vond een jaar later plaats, mei 1969.

In de maanden die aan de bezetting vooraf gingen, waren, zo kan men achteraf zeggen, de messen geslepen. Indirecte aanleiding voor de bezetting was de verschijning in april 1969 van een nota waarin curatorium en senaat  hun standpunten hadden vastgelegd, de zogenaamde Nota van de 4(14). Studenten, wetenschappelijk medewerkers en een zestal progressieve hoogleraren reageerden met de Nota van 21. De standpunten stonden lijnrecht tegenover elkaar en de studenten eisten dat de Nota van 21 uitgangspunt zou zijn bij verdere gesprekken over de toekomstige bestuursstructuur van de Hogeschool.

Een deel van de Nota van 21 werd mede door Boerboom geschreven. ‘De schriftelijke weergave van de discussie vond vooral plaats binnen het stafconvent. De studenten vonden dit werk over het algemeen te ingewikkeld, hielden zich meer bezig met actievoeren, maar  interesseerden er zich wel voor.

Gezien de rol die ik al enige jaren speelde, kon ik, als er iets gebeurde, niks anders dan solidair zijn met de studenten. Welnu, er was een kleine groep(15) die de zaak op scherp zette door bezetting van de telefooncentrale. Daarop verordonneerde de president-curator sluiting van de hogeschool. Scheffer verordonneerde opschorting van de colleges. Opschorting betekende voor het wetenschappelijk personeel  eigenlijk een van boven opgelegde staking tegenover alle studenten. Dat kon ging mij te ver.

In de eerste massale bezettingsvergadering, waarin de aankondiging van de sluiting en opschorting binnenkwam heb ik toen gezegd, dat ik weigerde mee te doen aan deze opgelegde “staking” en ben toen handtekeningen onder collega’s gaan verzamelen. Bij een aantal van vijftien handtekeningen zouden de namen van de ondertekenaars bekendgemaakt worden.

‘Er was overigens ook een studentenoppositie ook tegen de progressieve medewerkers.  Op een toiletdeur in de kelder van het toenmalige gebouw A was geschreven: “Ontsla Boerboom en Keune(16).” De groep bezetters gaf de organisatie van de bezetting in handen van ATSO. Er kwam een alcoholverbod, een schoonmaakploeg, et cetera. Omdat Theo van Berkum(17) als neutrale  voorzitter de leiding van de eerste plenaire bezettingsvergadering had, kreeg hij van de media, die niet op de hoogte waren, de naam van radicale studentenleider, terwijl hij, als gezegd, juist om zijn neutraliteit gevraagd was die eerste grote bezettingsvergadering te leiden.

In de tijd van de bezetting had Wim Boerboom een zekere dekking door de PSP-kamerfractie. Hij zat inmiddels in het PSP-bestuur met de portefeuille Economische Zaken, Scholing en Vorming.

Tot de progressieve professoren behoorden o.a. Van den Eerenbeemt, Arntz, Plattel. Zij waren ook ondertekenaars van de Nota van de 21.

‘Toen de Hogeschool bezet was, kwamen meteen allerlei coryfeeën van politieke partijen en andere groeperingen op bezoek:in ieder geval de Kamerleden Wiebenga, en Bram van der Leck van de PSP. Ook, als ik me wel herinner, de vader van Wilbert Willems(18). Hun komst vond plaats op de dag van de bekendmaking van de namenlijst van de werklustige medewerkers. Later groeide het aantal tot 27 namen.

Tilburg stond in het brandpunt van de belangstelling, men kwam van overal, maar vooral, van Amsterdam, ook al om te ‘bekeren’. CPN-ers, Trotskisten, linkse vakbondsactivisten. Ik kende er van de PSP-activiteiten  en dacht: oppassen, anders glipt het de bezetters uit de hand. De PSP heeft de onvrede mede tot uitdrukking gebracht maar nu komen er andere krachten in het spel.

Er waren ook vele solidariteitsacties aan andere universiteiten, steunbetuigingen van allerlei maatschappelijke groeperingen, kunstenaars en bands die ter ondersteuning kwamen optreden, met name ‘s avonds en ook wel ‘s nachts.

‘s Avonds ging ik in tegenstelling tot de studenten naar huis. Ik had een gezin en mijn vrouw was in die tijd in verwachting van. Ik heb daardoor van wat zich ‘s avonds en ‘s nachts plaatvond niets meegemaakt. Overigens is er door alle gedoe van college geven niet veel terecht gekomen.

Op 30 april(19) werden de studenten onder wie Paul Jansma uitgenodigd door de curatoren, om te komen praten. Deze voelden de situatie kennelijk nog steeds niet goed aan en  dachten nog te kunnen dicteren. Bij het verslag van deze delegatie aan de vergadering ontplofte de aula. Iedereen begon te brullen: “Van Boven naar Beneden!!!”. Zelfs professor Stevens, hoogleraar overheidsfinanciën, bekend door zijn commentaar op de Miljoenennota op de woensdag na elke derde dinsdag van september in de Volkskrant, stond te dansen en te roepen. Het ontlenen van gezag aan Boven, uiteindelijk  aan God, was veranderd in het ontlenen van gezag aan Beneden, aan het Volk.

Tijdens de bezetting was er een incident met een fotograaf van het dagblad De Telegraaf. Hij werd ervan beschuldigd dat hij ‘s nachts een prullenbak had omgeschud op de tafel in de Portrettenzaal, daar as en peuken bij gooide en een foto maakte: om te laten zien wat een rotzooi de studenten ervan maakten.

‘Naar aanleiding van het incident met de Telegraaffotograaf waren er twee groepen die tegenover elkaar stonden in hun opvatting over wat er moest gebeuren: 1. eruit met die vent 2. verdediging van persvrijheid. Er werd in de aula in een massavergadering over gediscussieerd en deze vergadering en de uitkomst ervan waren voor mij het bewijs dat het mogelijk is in een massale vergadering goed te discussiëren en tot goede besluiten te komen. Er werd namelijk voor een derde mogelijkheid gekozen: de fotograaf werd van toen af aan onder kritische begeleiding geplaatst.

De rotzooi moest wel in scène worden gezet, want het tegendeel was de realiteit. Na de eerste grote bezettingsvergadering besloot deze vergadering tot een alcoholverbod, er werd een schoonmaakploeg geformeerd, een persgroep, een fourageringsgroep. De favoriete drank was yoghurt. Ik meen de het dagblad Trouw sprak van de “yoghurtrevolutie”.

Op de zondag (tijdens de bezetting) werd het gebouw opengesteld voor de bevolking van Tilburg. Er liep, kan ik me herinneren,  een hond rond met een groot bord op zijn borst: ORDEDIENST.

Die zondagavond vond er op de kamer van Scheffer een voorbereidingsdiscussie plaats voor het gesprek met de minister van onderwijs, Veringa de dag erna. Paul Jansma en Dick de Graaf zouden op uitnodiging naar de minister in Den Haag gaan. Locoburgemeester Baggerman (PvdA) kwam ook even poolshoogte nemen op de kamer van Scheffer. Burgemeester Becht had, naar gezegd werd, Tilburg verlaten, om een conflict tussen twee functies, die hij had – enerzijds burgemeester en dus openbare orde en anderzijds lid van het curatorium – te voorkomen “Als ik jong was geweest,” zei Baggerman, “zou ik ook aan de bezetting deelnemen.”

Later op de avond werden we verrast door de aankondiging via de radio van Van Boven, dat hij de sluiting ophief. Alle berichtgeving ging via de radio of krant.

Paul van Eeuwijk, misschien was het Jean Frijns, riep via de radio op, de bezetting voort te zetten en vroeg de studenten, alsnog met spoed naar de Hogeschool te komen. Als gevolg hiervan was er de maandagochtend daarna gedoe tussen de bezetters en een grote groep afzijdige studenten, die zo snel mogelijk weer aan de slag wilden. Maar de problemen werden overwonnen en de bezetting voortgezet. Wel bleek na het weekend, ook al door het gedoe op de maandagochtend, dat de helden vermoeid raakten. Van beide kanten werd daarom in onderhandelingen op dinsdag gezocht naar mogelijkheden en de juiste teksten, om aan de bezetting een einde te maken. Uiteindelijk maakte de motie-Franssen een einde aan de bezetting van negen dagen. En daarna begon de bezetting van het Maagdenhuis pas.

Karl Marx drukkerij
Karl Marx drukkerij

HET NASPEL
De bezetting en gebeurtenissen eromheen hebben een grote invloed gehad op ontwikkelingen daarna. De delegatie van de bezetters, die op de maandagochtend een bezoek bracht aan minister Veringa had haar werk kennelijk goed gedaan. De eerste officiële reactie weken of maanden later was de z.g. Nota-Veringa inzake bestuurlijke hervormingen van de universiteiten en hogescholen. En daarin was de slogan van de nota 21 en de bezetting “medebeslissingsrecht voor geledingen op alle niveaus” expliciet terug te vinden als een leidraad voor de veranderingen. De Nota was een voorbereiding van de Wet Universitaire Bestuurshervorming, de z.g. WUB, waar de slogan, bij mijn weten, ook terugkwam. Eigenlijk was hij  indirect afkomstig van professor de Moor. Die vroeg in een discussie, najaar ’68: ‘Wat willen jullie eigenlijk? Medezeggenschap, zeggenschap, medebeslissingsrecht, beslissingsrecht?’ Ik herinner me nog dat ik een kringetje zette om dat woord ‘medebeslissingsrecht’. De Moor is in die zin de Urheber van de formulering.

En na invoering van de WUB kwamen de veranderingen. Curatorium en Senaat werden afgeschaft. Op universiteits/hogeschool-niveau kwam er een college van bestuur en een universiteits/hogeschoolraad. Daaronder op faculteitsniveau kwamen er faculteitsbesturen en faculteitsraden. De bevoegdheden van de raden deden denken aan die van gemeenteraden. Binnen de faculteiten werden de leerstoelen samengevoegd in vakgroepen.

‘Daarom: altijd als ik hoor of lees over de invloed van de Maagdenhuisbezetting op de maatschappelijke ontwikkeling, bekruipt me een gevoel van: historisch misverstand. Zeker omdat de eis/wens van medebeslissingsrecht daarna verder in de Nederlandse maatschappij doordrong tot in de bejaardenhuizen toe. Wellicht is het mede een gevolg van het verschil in afloop tussen Tilburg en het Maagdenhuis. In Amsterdam heeft het universitaire bevoegde gezag politietroepen ingezet tegen de bezetters. Dat is in Tilburg niet gebeurd. De tegenstellingen in Tilburg waren zeer scherp, maar toch binnen een zeker “wij”gevoel. Men kende elkaar van te nabij. Daarom is mijn conclusie ook nu nog veel positiever over de bezetting dan de rancuneuze voorstelling van zaken door Johan de Vries in het tweede deel van de officiële geschiedschrijving van de universiteit gegeven.

‘In dit verband komt Boerboom nog weer terug op het begin van het interview, te weten dat de latere bestuurders van de universiteit de maatschappelijke betekenis van de Tilburgse Bezetting tot nu toe niet begrepen hebben.

LATERE ONTWIKKELINGEN c.q. VERWORVENHEDEN VAN HET VERZET
De studenten moesten nu waar maken wat ze geëist hadden en bevolkten naast het wetenschappelijk en technisch- administratief personeel de Raden. Het was een ander type student, meer bestuurlijk ingesteld, dan de activisten, maar wel aangeraakt door de linkse progressieve geest van de Bezetting.

De studenten, althans een groot deel van hen, waren maatschappelijk bewuster uit de Bezetting gekomen. Velen van hen gingen op zoek naar een politiek onderkomen. Tilburg had geen proletarische traditie.  De bezetting was hier dan ook niet, zoals bij het Maagdenhuis snel ingepalmd door de CPN. Tilburg had geen verleden waarin linkse partijen, vakbeweging en groeperingen, als CPN, Trotskisten, EVC, NVV e.d. een grote rol hadden gespeeld. De enige grote, door links georganiseerde actie was de door het NAS(22) georganiseerde grote Textielstaking in 1935.

Voor de studenten was het hier in het klein begonnen met de PSP. Men zag dan ook na de bezetting op de ramen van de studentenflats in de Verbernelaan overal PSP posters. Enige maanden later was de Verbernelaan rood gekleurd door CPN posters. Weer een half jaar later waren deze vervangen door posters van de maoïstische KEN ml(23). (Kommunistische Eenheids Beweging Nederland). De KSB, de studentenorganisatie verbonden aan de KEN, werd de dominante studentenorganisatie. Het studentencorps Olof was nergens meer te vinden, ook al omdat een aantal actieve Oloffers, zelfs bestuurders, bij linkse studentenorganisaties onderdak hadden gevonden. Veel studenten waren zoekende en voorlopig bij de KEN/KSB uitgekomen.

NASCHOKKEN
Professor van de Klundert(24) speelde in die tijd een aanzienlijke rol in de meningsvorming van studenten. Hij gaf colleges, die sterk afweken van de voorheen gecanoniseerde inhoud van het vak Economie te weten: Kritische (incl. Marxistische) Economie. Hij vroeg me als wetenschappelijk medewerker. Van Berkum vond, dat ik dat misschien, gezien mijn interesse, maar moest doen. In 1969 ging ik over naar de vakgroep van Van de Klundert.

Professor Scheffer vroeg me, als rector, in die tijd ook, om projectonderwijs te gaan leiden. Projectonderwijs  was een nieuwe vorm van onderwijs, dat groepsgewijze plaatsvond aan de hand van een door de groep gekozen centrale probleemstelling, bijvoorbeeld: waarom het grote welvaartsverschil tussen de Europese en Latijns-Amerikaanse economieën. Met zo’n maatschappelijk vraagstuk als ingang moesten de studenten dan de theorieën meester worden. Die projectgroepen waren een vrucht van de bezetting. Het resultaat van de hele groep telde en niet persoonlijk afgelegde tentamens. Veringa(20) maakte na twee jaar een einde aan dat projectonderwijs. De deelnemende studenten werden toen opeens in reguliere studieprogramma’s teruggeworpen. Ik vroeg me af of ze het zouden halen. Maar het waren kennelijk niet de minst intelligente studenten. Ze kwamen allemaal goed terecht. Overigens was het maar goed, dat er een einde aan kwam. De projectgroepen liepen namelijk leeg, aangetrokken door de KEN. De linkse maoïstische studenten gingen naar Rotterdam. Daar moesten de studenten gaan leven en werken onder en met de arbeiders, want daar vond de revolutionaire strijd plaats. Vervolgens ben ik de studentactivisten uit het oog verloren.

Onze vakgroep, van Van de Klundert, heeft in september 1970 een succesvol internationaal congres “Capitalism in the Seventies” georganiseerd. Omdat Van de Klundert in de jaren ‘71/’72 gaandeweg de inhoud van zijn programma veranderde, maar ik inmiddels was gegrepen door de marxistische politieke economie, ben ik in het studiejaar ‘73/’74 op de maandagavond colleges over dit onderwerp gaan geven. Er kwamen gemiddeld 175 belangstellenden door weer en wind naar toe, met uitschieters naar 400 à 500 als ik bijvoorbeeld een bekende auteur had uitgenodigd.

Dit leidde opnieuw tot ongekend  studentenactivisme. De z.g. Polekgroep ging in de jaren ’74 tot ’78 de strijd aan, om de marxistische politieke economie in het reguliere studieprogramma opgenomen te krijgen. In het kader van deze acties zochten zij en kregen zij met name steun uit het buitenland o.a. van Ernest Mandel uit Brussel, Rudi Dutschke uit Berlijn, en vooral de befaamde Joan Robinson uit Cambridge. Dit leidde na vele toestanden op de Hogeschool in 1978 tot de instelling van het vak Politieke Economie en Maatschappelijke Orde (PEMO) en de aanstelling van een hoogleraar. In de tachtiger jaren, kabbelde de studentenbeweging weg.’

Het gesprek eindigt met een anekdote uit de beginperiode van de Katholieke Hogeschool Tilburg, om aan te geven uit wat voor cultuur de Universiteit van Tilburg voortkomt. Boerboom heeft het verhaal vernomen van de heer Coolen, in Boerbooms beginperiode administrateur van de Hogeschool.

‘In het prille begin waren “de pilaren” van de Hogeschool de hoogleraren Cobbenhagen en Goossens. Goossens beheerde toen ook, naast het curatorium, de zakelijke kant van de instelling, onder andere de salarisbetaling aan de hoogleraren. Op zondag na de hoogmis in de kerk op de Heuvel kwamen de hoogleraren bij Goossens om hun wekelijks uit te betalen salaris op te halen. Die betaling vond plaats in de zogenaamde “Villa” op de Bosscheweg. Goossens zat aan een bureau, trok een la open, greep een envelop met geld en gaf die aan de hoogleraar. Waarschijnlijk werd er ook een sigaar gerookt.’

________________________________________________________________________

VOETNOTEN

(1)Later kwam hij als student een van de seminaristen uit de hoogste klas als hoogleraar tegen: Harrie van den Eerenbeemt.

(2)St Olof is de eerste, nog altijd traditionele studentenvereniging in Tilburg

(3)Drs. Han Loevendie was in die tijd secretaris van het curatorium en werd later gedelegeerd curator (de schakel tussen senaat (hooglerarencorps) en curatorium)

(4)Cobbenhagen, Martinus Joseph Hubertus, hoogleraar economie (Gulpen 10-9-1893 – Tilburg 10-2-1954). Cobbenhagen drukte in de fase van de voorbereiding van de oprichting van de Tilburgse hogeschool alsmede daarna een zeer sterk stempel op het onderwijs en het leven van die instelling.
(5) Piet Nak (1906-1996), Nederlandse communist. Organiseerde in de Tweede Wereldoorlog samen met Willem Kraan de februaristaking. Was voorzitter van het Vietnam-comité en organiseerde demonstraties tegen de Amerikaanse rol in de oorlog in Vietnam. In de jaren zeventig richtte hij het Palestina-comité op.

(6)Invloedrijke linkse ideoloog aan de Universiteit van Nijmegen. Betrokken bij de oprichting van de Kritische Universiteit.

(7)Miechiel J. van Nieuwstadt schreeft  samen met C. Boekraad, M.J. van Nieuwstadt, T. Regtien en H. Sips: Universiteit en Onderneming – een analyse van het rapport Maris, 1968; uitgave van de Unie van Studenten te Nijmegen.

(8)Hoogleraar aan de economische faculteit.

(9)Linkse student

(10)Hoogleraar aan de juridische faculteit. Gaf college verbintenissenrecht.

(11) Hoogleraar aan de sociologische faculteit, rector magnificus in 1967-1968.

(12)Het Jo Vivat is een internationaal studentenlied. Het is ten tijde van de Bataafse Republiek in Leiden ontstaan. Het lied is opgenomen in vele studentenalmanakken en liedboeken, vooral in de 19e eeuw. De Universiteit Leiden, de  Technische Universiteit Eindhoven, de Erasmus Universiteit Rotterdam en (vanaf 2006) de Rijksuniversiteit Groningen zingen het lied tijdens de opening van het academisch jaar. Het lied is te horen tijdens de afstudeerceremonie van de  Wageningen Universiteit. Op de melodie zijn ook veel andere liedteksten geschreven. (Wikipedia)

(13)Portrettenzaal of senaatszaal: ruimte in Gebouw A waar de hoogleraren bijeenkomen bij plechtige gelegenheden en vergaderingen.

(14)Zo genoemd omdat de nota was ondertekend door vier personen: twee curatoren en twee hoogleraren.

(15)Een kleine groep linkse studenten voerden de bezetting van de telefooncentrale uit, onder wie Albert Siebelink en Jan Lendfers. Deze actie werd gedragen door het bestuur van de ATSO (Algemene Tilburgse Studenten Organisatie) en Links Front (verzameling linkse studentengroeperingen).

(16)Dr. Lou Keune, wetenschappelijk medewerker aan de economische faculteit.

(17)Theo van Berkum was de zoon van professor P. van Berkum (Berkum, Petrus Paulus van, hoogleraar economie (Den Helder 17-12-1901 – Tilburg 27-9-1977)).

(18)Joan Willems die voor de Partij van de Arbeid tussen 1946 en 1970 lid was van de  Tweede Kamer. De vader van Wilbert Willems: speelde een rol bij de Doorbraak. Katholieken werden lid van de PvdA. Dat laatste was inderdaad een doorbraak, omdat de bisschoppen de katholieke zuil in stand wilden houden. Het Bisschoppelijk Mandement van 1954 was een laatste poging van het episcopaat om de katholieke zuil ongeschonden te bewaren. Ze zette ermee de puntjes op ‘i’. Zo mocht een katholiek geen lid zijn van de NVV (latere FNV), niet naar de VARA luisteren.

(19)De bezetting begon op 29 april, tijdens een door de studenten bijeengeroepen hogeschoolvergadering. Die vond plaats  na de afkondiging van de sluiting van de hogeschool door de rector magnificus. Op de avond van 28 april had een bezetting plaatsgevonden van de senaatszaal. Op 7 mei eindigde de bezetting, om 24.00 uur.

(20)Dr. Veringa was minister van onderwijs.
Motie Franssen(21):

(22)NAS: Nationaal Arbeiders Secretariaat. Dat was een meer revolutionaire vakbeweging tegenover de (“reformistische”) SDAP-achtige vakbeweging (NVV).

(23)De Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland (marxisties-leninisties), afgekort KEN of KEN(ml) was een maoïstische splinterpartij, opgericht in januari  1970 na een scheuring in het  Marxistisch Leninistisch Centrum Nederland. Oprichters waren de Rotterdamse pijpfitter  Daan Monjé en de zakenman  Nico Schrevel.De KEN kreeg een (relatief) grote aanhang, en landelijke bekendheid, toen de partij in 1970 een wilde staking van Rotterdamse havenarbeiders steunde. De nieuwe aanwas bestond grotendeels uit studenten. Binnen de partij ontstonden hierdoor twee  facties, een ‘intellectuele’ onder leiding van Schrevel en een   ‘proletarische’ onder Monjé. Uiteindelijk splitste Monjé zich in  1971 af, en richtte hij samen met schrijver  Koos van Zomeren en  Hans van Hooft sr. de Kommunistiese Partij Nederland/Marxisties Leninisties (KPN/ML) op, de latere  SP. De groep van Schrevel bleef zich KEN(ml) noemen, ondanks de afspraak dat geen van beiden die naam nog zou gebruiken. (Wikipedia)

(24)Prof. dr. Theo C. M. J. (1936) van de Klundert is emeritus hoogleraar aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Hij bundelde zijn artikelen in Growth theory in historical perspective: selected essays of Theo van de Klundert (2001). Van 1967 tot 2002 maakte hij deel uit van de redactie van De Economist.