De taal verandert (7) – Nog dit

In de weken voor de verschijning van mijn roman Het einde van de eeuwigheid plaats ik elke dag een stukje over de totstandkoming ervan. Dit is het vijftiende stukje.

15.

De taal verandert (7) – Nog dit

Doordat hij tijdelijk zonder internet zat, was de bevriende schrijver Ed Schilders de laatste die op mijn mail reageerde. Ed heeft een lange carrière als schrijver en medewerker aan kranten en tijdschriften. Uit zijn boeken springen er voor mij twee uit: Vergeten boeken (1986) en Moordhoek (1988). Een van de onderwerpen waarover hij meermaals publiceerde, was het inbinden van boeken in menselijke huid. Zo was er in de negentiende eeuw een vrouw die haar minnaar smeekte na haar dood zijn lievelingsboek een omslag te geven dat gemaakt was van haar huid. Zo zou ze ook na haar dood door zijn handen gekoesterd worden.

Ed schreef het volgende:

Hallo Jasper,

even een wat vertraagde schriftelijke reactie.

Momenteel ben ik een bloemlezing aan het afronden met citaten waarin het gaat over boeken die gebonden zijn in de huid van een mens. Op zich al een heikel onderwerp. Sinds enige jaren is er een wetenschappelijke testmethode die de aard van het leder met zekerheid kan identificeren. Een 19de-eeuws boek in de bibliotheek van de universiteit van Harvard bleek inderdaad in de huid van een mens te zijn gebonden . Toen Harvard dat bekendmaakte, kwamen er nogal wat geschokte reacties. Dat is op zichzelf niet vreemd en niet erg, maar sommigen die deze manier van binden ongepast vonden, eisten dat het boek alsnog ter aarde zou worden besteld. Dit staat dus gelijk met vernietiging van een bijzonder cultureel erfstuk, vervaardigd in een tijd waarin de ideeën over het onderhavige onderwerp radicaal verschilden met moderne opvattingen.

Ook de Koninklijke Bibliotheek in Brussel heeft een zogenaamde antropodermische boekband. In een documentaire daarover (Canvas, 2020) ziet de conservator de bui al in de verte hangen. Ook hij vindt het wat ‘luguber’, maar stelt dan trefzeker: “Het is een deel van de geschiedenis. Je mag de huidige normen niet projecteren op het verleden. Het boek maakt daar nu eenmaal deel van uit en je kan de geschiedenis niet vervalsen.”

Tijdens het vertalen van citaten en de redactie van de bloemlezing rees ook bij mij de vraag wat ik moest doen met citaten waarin het de huid betreft van ‘mensen van kleur’. Daarin wordt namelijk ook gerept van de huid van ‘een neger’ of ‘een negerin’. Ik heb die nu zo beladen woorden laten staan, want ze staan in de originele teksten en die mag ik dus niet vervalsen.

Een en ander is ook van toepassing op jouw ‘probleem’. Jij gebruikt samenstellingen met ‘neger’ als onderdeel van het indertijd gangbare woordgebruik.  Als je dat onder druk van de moderne hang naar correctheid zou aanpassen, zou ook jij jouw oprechte en verantwoorde verhaal vervalsen. Ook taalgebruik is immers een ‘deel van de geschiedenis’.

Succes en een hartelijke groet,
Ed

In een later bericht voegde hij eraan toe:

Ik kreeg juist vandaag een mail van mijn goede vriend Ewoud Sanders. Eind mei verschijnt zijn boek ‘Het n-woord’, en dat is de n van neger. Zie de tekst en de link. Het zal je sterken in ons gelijk.

De verschijning van “Het n-woord’ komt voor mij te laat. En ik weet niet of Eds bericht me nog langer sterkt in mijn gelijk. Daar moet ik het later met hem over hebben.
Ik ben het met hem eens als hij schrijft: ‘Ik heb die nu zo beladen woorden laten staan, want ze staan in de originele teksten en die mag ik dus niet vervalsen.’ Hij schrijft ook: ‘Jij gebruikt samenstellingen met ‘neger’ als onderdeel van het indertijd gangbare woordgebruik. Als je dat onder druk van de moderne hang naar correctheid zou aanpassen, zou ook jij jouw oprechte en verantwoorde verhaal vervalsen.’ Het is waar: het woord neger kan soms niet vervangen worden, om historische, inhoudelijke of literairtechnische redenen. Bijvoorbeeld in een citaat. Maar ik vind niet dat de passages in Het einde van de eeuwigheid veranderd of vervalst zijn doordat ik neger- verving door zwart. In Het geheim van het verboden bos gebruikte de schrijver de woorden blank, wit, neger en zwart door elkaar. Ze waren voor hem synoniem. Ze zijn nog steeds synoniem, zij het dat één van die woorden een andere gevoelswaarde heeft gekregen. Wanneer ik de keuze heb, gebruik ik voortaan zwart.

 

Foto: omslag van een boek van Ed Schilders.

De taal verandert (7) – Een kleine geste

 

In de weken voor de verschijning van mijn roman Het einde van de eeuwigheid plaats ik elke dag een stukje over de totstandkoming ervan. Dit is het veertiende stukje.

14.

De taal verandert (6) – Een kleine geste

Ik kreeg van de uitgever een nieuw bericht. Hij gaf daarin aan dat hij het gebruik van het n-woord een lastig probleem vond. Hij voegde eraan toe: ‘Ik weet wel dat de bibliotheek het gaat weigeren met de term ‘neger’ er in. Zo correct is het tegenwoordig wel…ik overleg hier ook nog even- In de jaren 30 sprak men ook over spekjood, dat was ook niet altijd even lelijk bedoeld, maar zou niet gehandhaafd worden.’

Een dag later stuurde ik de uitgever een antwoord. Ik kon me niet voorstellen dat de bibliotheek elk boek met het woord ‘neger’ zou weigeren of uit de schappen halen. Terwijl ik daarover nadacht, viel het mij in dat ik ook in De kleine jongen en de rivier, deel 1 van Het wolfsbit, samenstellingen met ‘neger’ gebruikt had. En toch had NBD/Biblion, de inkoopdienst van de bibliotheken, een aantal exemplaren van dit boek aangekocht.

Maar ik dacht ook aan andere dingen. Dertig jaar geleden dwaalde ik met een vriend door Parijs, op een warme dag, door een uitgestorven wijk. We ontmoetten een groep zwarte jongens en raakten in gesprek. Toen ik woord ‘nègre’ gebruikte, ik kwam niet zo snel op een ander woord, ontstond er onmiddellijk een agressieve sfeer. De jongens wilden niet meer met me praten, ik moest me zelfs uit de voeten maken. Ik dacht ook aan een film die ik ooit zag. Daarin werd door een groep kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die de paus had samengeroepen, gedebateerd over de vraag of zwarten (negers) een ziel hadden. Zo niet, dan mochten ze als slaven (als dieren) verhandeld worden. Ik dacht aan het kolonialisme in Afrika en eeuwenoude racisme in de Verenigde Staten. Er is geen bevolkingsgroep, geen ras dat zoveel onderdrukking heeft moeten verduren als het zwarte. Was het niet een kleine, terechte geste om rekening te houden met een gevoeligheid bij deze bevolkingsgroep?

Was het niet ook zo dat ik naarmate ik het vaker gebruikte, het woord ‘zwarte’ steeds mooier vond?

Ik stuurde een nieuw bericht naar de uitgever.

Perry,

inderdaad, de negerwoordkwestie is een lastig probleem. In deel 1 van Het wolfsbit, De kleine jongen en de rivier, gebruik ik het woord drie keer, zo blijkt nu. (Negers 1x, negervriendje 1x, negervriendjes 1x) Tot nog toe heeft niemand daar aanstoot aan gegeven, maar dat kan later nog komen. (…)

Om het probleem op te lossen, moet de knoop doorgehakt worden. Ik ga ermee akkoord dat ‘neger’ en ‘neger-‘ (in samenstellingen) vervangen wordt door ‘zwart’. Ik ben me ervan bewust dat de romantische associaties die ik nog altijd heb bij het gebruik van ‘neger-’ niet gedeeld worden door mensen die later zijn geboren dan ik. Die associaties stammen uit mij kindertijd en ontstonden door boeken die ik toen las: Het geheim van het verboden bos, Kobina de zoon van de slavendrijver en andere. Deze boeken werden geschreven door pater Bernard Eerden en uitgegeven door de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën, Cadier en Keer. Ze hoorden tot mijn lievelingsboeken. Als ik erin las, kon ik het oerwoud ruiken, zag ik panterogen gloeien in het donker, werd ik gebeten door knapen van mieren en reusachtige slangen schoven in mijn slaap over me heen. Daar schrijf ik over in deel 1 van Het wolfsbit, De kleine jongen en de rivier.

Het is wel met weemoed dat ik het gedoemde woord inlever bij de tijdgeest. Ik verlies er iets mee uit mijn kinderjaren, uit het vocabulaire dat mij lief was. Maar belangrijker is dat ik anderen die alleen al vanwege hun huidskleur (maar ook door andere oorzaken) een achterstand bezitten bij pogingen een leefbaar en zinvol leven op te bouwen, niet kwets. De taal die we gebruiken moet voor iedereen vertrouwd en betrouwbaar aanvoelen. Wie taal liefheeft, maakt haar mooi voor iedereen.

Ik denk dat Kobina en Kofi, de hoofdpersonages in genoemde boeken, het waarderen dat ik deze keuze maak. Die versterkt mijn levenslange vriendschap met ze.

Jasper.

Ik vroeg me na het schrijven van dat laatste bericht af of ik het woord negerjongetje in één geval niet toch moest laten staan. Henri die pas een week op het seminarie is, ziet een jongen die hij één keer eerder ontmoette en die een bruine huid heeft en zwarte haren. Hij vraagt zich af: Maar Régie is geen negerjongetje. Wat dan wel? Deze passage wordt lachwekkend als ‘negerjongetje’ hier vervangen wordt door ‘zwart jongetje’. Het betreffende jongetje is niet zwart. Hij is bruin. De lezer kan deze passage niet begrijpen als ‘negerjongetje’ vervangen wordt.
Ik liet de uitgever weten dat ‘negerjongetje’ in dit geval gehandhaafd moest worden. En ook dat alle ‘neger-woorden’ in De kleine jongen en de rivier bij een herdruk moesten blijven staan.

Foto: dit is het voorwoord in Het geheim van het verboden bos. Het is een boek dat op vele lagere scholen in het zuiden van Nederland in de les werd gelezen, ook door meisjes. Het werd in mijn klas (klas vier) twee keer klassikaal gelezen. Het was mijn lievelingsboek. Dat kwam doordat pater Bernard van Eerden, de schrijver, met veel empathie en kennis van zaken over Afrika schreef. Het boek zat ook vol avontuur. Dat hij het schreef om jongens over te halen missionaris te worden, was voor mij bijzaak.

De taal verandert (5) – Enige consternatie

In de weken voor de verschijning van mijn roman Het einde van de eeuwigheid plaats ik elke dag een stukje over de totstandkoming ervan. Dit is het dertiende stukje.

13.

De taal verandert (5) – Enige consternatie

Ik liet mijn uitgever dus weten dat ik op mijn laatste beslissing terugkwam. Dat ‘zwarte’ gewijzigd moest worden in ‘neger-’. Die antwoordde dat hij dat niet verstandig vond. ‘Zwart is algemeen geaccepteerd, neger niet.’

Mijn uitgever ontving ongeveer gelijktijdig een notitie van de medewerker die de veranderingen in de drukproef moest aanbrengen. Die liet weten: ‘Bij de correcties (bij de drukproef die ik had teruggestuurd JM) kwam ik dit tegen: (…) zwarte meisjes veranderen naar negermeisjes. Kijk je even mee of dit geen probleem oplevert? Heb voor de goede orde een printscreen gemaakt, zodat je de pagina kan lezen.’

Op de uitgeverij ontstond enige turbulentie. Misschien niet dat ik door de verandering een lucifer had gehouden bij het lont van een bom, maar er werd wel degelijk gevreesd voor ernstige repercussies als ‘zwart’ daadwerkelijk werd veranderd in ‘neger-’. Blijkbaar begreep ik niet dat ‘neger-’ maatschappelijk niet meer getolereerd werd, dat ik het mikpunt zou worden van het ‘woke’publiek en de ‘woke’ pers.

Ik schreef het volgende terug.

Hallo Perry,

ik heb over deze kwestie nagedacht en er ook over gecorrespondeerd met anderen.

De passage speelt beginjaren zestig en de gedachten die worden beschreven zijn die van een jongen van tien jaar en dertien jaar oud. De jongen is tien jaar in 1958 en dertien in 1961. In alle eerdere edities van de roman (2000 en 2018) werden de woorden ‘negerjongetje’, ‘negermeisje’ en ‘negervrouw’ gebruikt. Eind jaren vijftig en begin zestig van de vorige eeuw was dat normaal taalgebruik. Ieder sprak over negertjes, negers en negerinnen als mensen bedoeld werden met een zwarte huidskleur. De (bijna liefkozende) benaming ‘zwartje’ was ook in zwang. Geen van die woorden had een negatieve lading. Maar dat is veranderd. Deze benamingen liggen nu gevoelig. Ik vroeg me daarom af toen ik het manuscript voor de heruitgave doorwerkte, ook de nieuwe hoofdstukken, of ik mijn woordgebruik aan de hedendaagse opvattingen zou aanpassen. Ik besloot ‘neger’ door ‘zwart’ te vervangen. ‘Negerjongetje’ werd ‘zwart jongetje’ enzovoorts. Later, na inlevering van het manuscript, nam ik de tekst opnieuw door. Ik schrok van wat ik las. De tekst piepte en knarstte. De roman pretendeert een weerspiegeling te zijn van de samenleving van de jaren vijftig en zestig, in cultuur en gewoonten. Hedendaags taalgebruik past daar niet in. Het hanteren van normen daarbij die voor deze tijd gelden, levert lachwekkende anachronismen op. In een verhaal over de jaren vijftig kan ik een typemachine niet een computer noemen of een manager in een Tesla laten rijden. Om die reden heb ik de aanduidingen met ‘zwart’ bij het corrigeren van de drukproef weer vervangen door de oorspronkelijke woorden.

Ik denk dat de lezers mijn beslissing heel goed begrijpen. Er is door geen lezer ooit een opmerking gemaakt over het voorkomen van de gebruikte aanduidingen in een eerdere editie, ook niet in die van 2018. En de drie ervaren lezers die het nieuwe manuscript nauwgezet van a tot z doornamen en vele kritische opmerkingen maakten, hebben in het gebruik van de samenstellingen met ‘neger’ geen woord gewijd, er geen probleem in gezien.

Dat nam niet weg dat ik het interessant en zinnig vond over deze kwestie alsnog met bevriende auteurs van gedachten te wisselen. Ik stelde een tekst op en mailde die aan vier van hen. Die tekst voeg ik hier beneden toe. Tot nog toe blijkt elk van hen achter mijn besluit te staan. Een zegt dat er ‘veel over te zeggen valt’ en zal er later uitgebreid op terugkomen.

Hier volgt de tekst aan de bevriende auteurs.*

Groet,
Jasper.

P.S. Perry, ik ben van mening dat mijn besluit goed valt te verdedigen. Dat het zelfs het enig juiste besluit is.

* De tekst die ik bevriende auteurs stuurde, citeerde ik in bericht 10. Die tekst begint met ‘Beste…’.

 

De foto is uit het boek Eeuwige wildernis, van dr. Paul Julien, Uitgeverij Atlas, 1998 – Vrijwel ongewijzigde herdruk uit 1949. Deze foto is ook gebruikt voor het omslag.