HET AFWEZIGE MONUMENT

 

ik wil een monument dat alles samenvat

dat tot het wezen hoort van deze stad

 

en dat van taal en licht vervaardigd is

dat al wat mij in haar bekoort, weerkaatst

waarin ik elk gezicht herken van wie

hier leeft, mij voorging, na mij komt

 

het heeft een naam die alles in zich sluit

spreekt met een stem waarin ik ieder hoor

ik wijs ernaar als iemand jazz wil horen

of van een overleden lief de foto heeft verloren

 

en dat weerspiegelt wat er niet meer is

het oud station en vroegere stadhuis

waarnaar ik om kan kijken en dat knikt

wanneer ik zwaai of iemand tikt tegen zijn pet

 

maar nu ik weet dat het nog niet bestaat

ga ik het zelf maar maken; als het klaar is

plaats ik het aan het eind van elke straat

en tegen enen aan het einde van mijn bed

 

 

Dit is het eerste gedicht dat ik schreef als (nog te installeren) stadsdichter. Het werd gepubliceerd in het Brabants Dagblad op 29 juni.