Een aantal Tilburgers is uitgenodigd om op 5 november bij Boerke Mutsaerts in Tilburg deel te nemen aan het Grôot Diktee. Onder hen bevindt zich uw columnist. Om ieder de kans te geven zich terdege op het Diktee voor te bereiden kreeg elke deelnemer een overzicht van de spellingregels van het Tilburgs dialect toegestuurd en een Grôot Woordeboek van de Tilburgse Taol, van de hand van Oppersauwelèèr Frans Verbunt. Grôot? De omvang ervan is minder dan eenhonderdste van de dikke Van Dale.

Desalniettemin is het een mooie bloemlezing van treffende zegswijzen, zoals we die bijvoorbeeld kunnen vinden onder het woord “kèèke”. “Kèèke as nen eezel die int hooj stao te zèèke”. Let op het rijm. Of onder “pèère”: “de gèlste pèère wòrre et irst geplokke (de zotste meiden trouwen ’t eerst”. Sommige spreekwoorden lijken meer te willen zeggen dan ze letterlijk betekenen: “Asge pèrzekes wilt hèbbe èn haauwe, moete ene jongen bôom hèbbe èn enen aawe”.

Is dit niet een verholen oproep aan het adres van de Tilburgers om naast de wettige echtgenoot of echtgenote nog een jong deurske of skòn mènneke aan te schaffen? Er zijn ook spreekwoorden die het karakter van het Tilburgs volkje ten voeten uit typeren, zoals: “beter enen bèùk vant drinke, as enen bult vant sjouwe” en “vrije is zachtjes praote èn hardop liege”. Interessant is ook wat Bernard van Dijk, bestuurslid van de Stichting Tilburgse Taol, in het voorwoord zegt over de klacht dat het Tilburgs een lelijk dialect zou zijn. Sprekers van het Tilburgs dialect zouden veel klanken erg rekken en zo geluiden produceren waar normale mensenoren van opkrullen en trommelvliezen van scheuren.

Van Dijk toont aan dat de verafschuwde Tilburgse klanken ook voorkomen in talen die als de mooiste van de wereld worden beschouwd, zoals in het Frans. De Tilburger spreekt “peer” uit als “pèèr”, wat lelijk wordt gevonden. Terwijl het Frans een woord kent dat op dezelfde manier wordt uitgesproken, namelijk “père” (vader). En ook het Engels kent deze klank, zie het woord “pair” (tweetal). De veroordeling van het Tilburgs dialect is dus nergens op gebaseerd, het is een van de mooiste dialecten die de wereld kent.

Ieder die vanbuiten de stad komt, wordt geconfronteerd met het verschijnsel Tilburgs dialect. Ikzelf kwam ermee in aanraking in augustus 1968, toen ik als aanstaand student op zoek ging naar een kamer. Aanbellend bij ooit geverfde voordeuren met gestreept matglas en aluminium brievenbussen passeerde ik een indrukwekkende stoet hospita’s in peignoir en met krulspelden in. Sommige monsterden me minuten lang zodra ik enkele woorden Algemeen Beschaafd Nederlands had uitgesproken. Ze vroegen zich waarschijnlijk af welk dialect ik sprak. Andere wierpen een ongeïnteresseerde blik op me en schoven zonder iets te zeggen langzaam achteruit waarbij ze de deur verder voor me openden. In een keukentje met beslagen ramen kreeg ik een kop toch wel erg oude koffie voorgezet, met een snee peperkoek. Daarna volgden er klanken in een taal die ik niet kon thuisbrengen. Ik kende zes talen, maar aan deze klankenreeks viel geen touw vast te knopen. Dat ik zelf met een dialect opgroeide, in een dorp niet meer dan 25 kilometer van Tilburg vandaan, hielp me niks. En zo slaagde ik er de eerste dag niet in een kamer te vinden. Gewoon omdat ik mijn aanstaande hospita’s niet verstond en er dus niet achter kon komen wat ze wel en niet van me verlangden, wat ik wel en niet van ze mocht.

In die situatie is verandering gekomen. Ik bezocht in voldoende mate dé plek waar iemand de taal van dorp of stad kan leren kennen: het café. En afgaande op de zegswijzen in het Grôot Woordeboek van de Tilburgse Taol is dit ook de plek waar de Tilburger zelf altijd graag vertoefde. “Ge kunt den draank öt zen bakkes tappe.”