De literatuur wordt steeds meer gezien als een arena, vooral de poëzie. Slammers en rappers worden het strijdperk in gedreven, jury’s en publiek geven hun oordeel over het optreden van de gladiatoren en kennen prijzen toe. De mindere goden worden zonder pardon afgeserveerd. Tot publiekelijk stenigen is het nog niet gekomen. Uiteindelijk blijft er maar één overwinnaar over: he takes it all. En het aantal verliezers is vele malen groter dan die ene winnaar.

Het gedicht en het boek zijn weggehaald bij de lezer en worden niet meer in stilte en individueel beleefd.

Ik heb verzoeken om deel uit te maken van jury’s en commissies altijd afgewezen. (Hoewel, één keer heb ik me laten strikken voor het juryvoorzitterschap bij een schrijfwedstrijd in, jawel, Hilvarenbeek.) Schrijven als een vorm van competitie stemt me treurig. Ik heb me nooit willen meten met andere dichters en (roman)auteurs. Schrijven is voor mij de ultieme vrijheid: iets creëren zonder regels, toeschouwers, sissende stemmen in mijn nek. Geen concessies. Later, na publikatie, mogen de toeschouwers hun mening geven. Ze stromen, dat hoopt elke schrijver, massaal toe en storten zich op het boek. Ze mogen er alles mee doen, het ook verscheuren. Hoewel, alles? Het boek en public verbranden is toch minder sympathiek.

Als het om literatuur gaat, is ieder vrij te waarderen wat hij mooi vindt. Hij hoeft zich niet te verantwoorden en zich ook niet te storen aan wat anderen vinden. Schrijvers of boeken die vrijwel niet opgemerkt worden, kunnen voor enkele lezers het kostbaarste zijn wat de literatuur heeft voortgebracht. De ware lezer kent geen grote, grotere en grootste schrijvers, geen belangrijkste of beste dichters. De ware lezer koestert zijn romans, verhalen en gedichten onafhankelijk van wat anderen waarderen.

Er is nu een nieuwe vorm van literaire competitie in het leven geroepen: de Canon Brabantse Letteren. De Brabantse bibliotheken, Universiteit van Brabant en het Brabants Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur hebben een lijst opgesteld van 15 boeken en die gepresenteerd als de belangrijkste voortbrengselen van de letteren in Brabant. Maar die canon is niet definitief. Lezers kunnen boeken toevoegen en titels uit de canon schrappen.

Het argument om een interactieve canon op te stellen is: aandacht vragen voor de Brabantse literatuur. De opstellers hopen dat de mogelijkheid die canon te wijzigen opnieuw belangstelling zal wekken voor wat Brabantse auteurs uit hun pen persten.

Ik gaf al aan: ik koester principiële bezwaren tegen de literatuur als arenasport. Daarnaast plaats ik menige vraag bij dit initiatief. Wanneer is een auteur Brabander? Waarom is er een canon van auteurs (met één boek) en niet van boeken? (Omdat de lijst dan acht of meer boeken van A.F.Th. van der Heijden zal tellen?) Hoe voorkom je dat een onderwijzer, leraar of docent een complete school (compleet instituut) mobiliseert en alle leerlingen of studenten op hem of een van zijn favoriete auteurs (boeken) laat stemmen. Met welke argumenten zijn kinderboeken geweerd van de lijst? Wordt de canon opnieuw bereikbaar gemaakt door middel van herdrukken, e-book-versies, voorleessessies of op andere manieren? Hoe wordt het debat geleid dat de canon moet uitlokken en leidt tot verdieping van kennis?

Zal de canon het doel dat de initiatiefnemers zich gesteld hebben, bereiken? Ik vrees dat de Brabantse letteren en auteurs speelbal worden van een opportunistisch spel dat culmineert in het omver kegelen van titels en reputaties, voorzover die bestonden. Ik heb eerder vergelijkbare initiatieven zien mislukken.

En tegen de ware lezer zeg ik: koester uw eigen liefde(s). En houd die geheim. Laat die niet besmetten en besmeuren door die in de ring te werpen en in de arena te laten verscheuren. Wat doet het ertoe dat anderen niet van uw liefde weten? Wordt ze er niet nog mooier door? Sluit u met uw liefde op en laat u heerlijk, tot in extase, beminnen.