Geplaatst op 11 november 2009

 

IN GESPREK MET TON KOSTER

‘Wij hebben ervoor gezorgd dat er veel veranderd is sindsdien.’


Ton Koster werd geboren in Breda in 1948. Het gezin Koster verhuisde in 1955 naar Goirle.
                Na de lagere school zat hij drie jaar op het St. Stanislaus Juvenaat in Goirle. Daarop volgden drie jaren op de Paulus HBS in Tilburg. Hij doorliep als uitwisselingsstudent de highschool in Whittier, California. De Vietnamoorlog die de gemoederen in die tijd verhitte, deed hem politiek ontwaken.

Ton Koster in New York


Bij terugkomst in Nederland werd hij lid van de PSP en begon de studie economie aan de Katholieke Hogeschool Tilburg. Hij richtte in Tilburg de jeugdafdeling van de Pacifistisch Socialistische Jongeren Werkgroepen op, PLOK genaamd. Was voorzitter van de landelijke PSJW.

In 1968 richtte hij in Tilburg de Kommune “Johnson Moordenaar” op en werd actief in de studentenbeweging. Na korte tijd sociologie gestudeerd te hebben en voor enkele maanden overgestapt te zijn naar het Brabants Conservatorium, ging hij op het kantoor van mijn vader aan de slag als boekhouder en belastingconsulent. In 1975 trad hij als bedrijfsboekhouder in dienst bij een zonweringindustrie in Dongen.

Van 1977 tot 1983 was hij eindredacteur bij BV Uitgeverij De Arbeiderspers in Amsterdam. Vervolgens werkte hij van 1983 tot 1986 als freelance redacteur en vertaler. 

In april 1985 verhuisde hij naar New York en trouwde in juni van dat jaar. Hij werd vader van twee kinderen.

Van 1986 tot 1998 was hij redacteur internationale sectie Condensed Books van Reader’s Digest. In 1999 werd hij Press Officer bij de Verenigde Naties.

Na een tijdlang in Scarsdale te hebben gewoond, verhuisde hij naar Manhattan.

 

GESPREK

 

Ik ontmoet Ton Koster in de restauratie van het Centraal Station in Amsterdam, om twee uur ‘s middags. Hij draagt zomerkleding: een dunne, bijna witte katoenen broek, een groene, linnen hoed – met een ritssluiting -, sandalen zonder sokken. Een niet-rijke blanke in tropisch Afrika. Ik zwaai naar hem en vraag als we elkaar de hand hebben geschud, of hij wat wil drinken. ‘Jawel, maar niet hier.’ Ik drink mijn thee op en we vertrekken. Gaan de stad in.

We bereiken het Spui. Misschien maakt hij daar, terwijl we voortlopen op zoek naar een rustig terras, meteen al de belangrijkste opmerking uit het gesprek van die middag. ‘Nee, ik bezette de telefooncentrale niet uit ideologische motieven. Er was lang vergaderd over de vraag of de Hogeschool bezet moest worden. De grote roerganger Kees de Boer(1) vond dat het daarvoor te vroeg was, om tactische en andere redenen. Dus liep ik naar de telefooncentrale en bezette die. Klaar. Waarom ik dat deed? Ik hielp jongeren die van huis weggelopen waren. Een meisje uit Bergen op Zoom, 17 jaar oud, een nichtje van Becht(2), was weggelopen en zocht onderdak. Ze moest steeds snel van adres wisselen, overal waar ze net was geweest, viel de politie binnen. Die maakte echt jacht op haar, in opdracht van Becht. In het onderduikcircuit werd hasj gerookt en de mensen waren bang voor de politie. Ik dacht:  ik breng haar op de Hogeschool onder. En als we die eerst bezetten, dan kan de politie er niet binnenvallen en haar daar niet weghalen. Dus liep ik met Harry Verkooijen(3) en Albert Siebelink(4) de telefooncentrale binnen en zei: ‘Gaan jullie maar fijn naar huis. Wij nemen het hier over.’ ‘De Hogeschool is dus bezet?’ vroeg de telefoniste. ‘Dan moet ik de telefoon afsluiten. Dat is mij opgedragen.’ Ze sloot de telefoon af en vertrok. Op dat moment was de Hogeschool bezet. De anderen werden voor een voldongen feit geplaatst. Ze moesten er wel in meegaan.’(5)

Ton Koster (met helm) voert demonstratie aan

‘Dus die bezetting was niet gepland?’

‘Nee.’

‘Professor van Dijck(6) vertelde me dat de zaak niet geëscaleerd zou zijn als Scheffer en Van Boven niet hoog op het paard geklommen waren en de Hogeschool niet gesloten hadden. “Gooi die Hogeschool weer open. Dan gaan die jongens gewoon naar huis en is er niks meer aan de hand.”’

‘Dat denk ik niet. Die bezetting was niet voor één dag bedoeld.’

Scheltema, het café waar we willen gaan zitten op voorstel van Ton, blijkt gesloten. Reden: brand. We gaan verder.

Hij vertelt dat het twee, drie dagen duurde voordat hij met inschakeling van de Kinderbescherming onderdak voor het meisje uit Bergen op Zoom had gevonden. Later legt hij uit dat hij een netwerk had opgezet voor minderjarigen die van huis wegliepen. Zo had hij ook een adres in Groningen waar hij ze onderbracht. Die hulp aan kinderen ging wel in samenspraak met de Kinderbescherming.

We vinden een terras, in de schaduw gelukkig, want de zon schijnt fel. We bestellen koffie en een broodje. De dienster is een leuke, vlotte vrouw, bruin en slank, rond de 45. Ze valt in de smaak bij Ton. ‘Houd je niet in,’ zeg ik. ‘Ik ben er niet erg goed in,’ antwoordt hij.

Hij was misdienaar en diende regelmatig de vroegmis in een klooster aan de Goirlese weg. ‘Na de mis vroeg de pater me hem naar zijn kamer te volgen. Het was een verschrompeld oud patertje en ik kreeg op zijn kamer een verschrompeld oud appeltje. De symboliek die daar inzit, niet? Daarna begon hij aan mijn broek te frunniken. Knoop losmaken, tasten, voelen. Ik werkte tegen en zei dat ik naar huis moest. Dat er op me gewacht werd. Ik liet hem niet echt begaan. Later kwam ik op het Juvenaat Sint Stanislaus in Goirle terecht, bij de Fraters van Tilburg. Daar foezelde ik zelf met de jongens, en werd betrapt. Ik werd van het Juvenaat gegooid.’ Hij was toen veertien, misschien vijftien jaar oud. Door die ervaringen heeft hij remmingen in het seksuele verkeer opgelopen, zegt hij, en kan minder goed vrouwen benaderen en met ze omgaan. Een bijkomende oorzaak is dat er weinig vrouwen in zijn jeugd zijn geweest. Hij had alleen een oudere zus.

Ik zeg dat hij bekend stond als een vrijgevochten jongen die een leven leidde waarin alles mogelijk was en alles gebeurde, op het gebied van de liefde.

Hij vertelt dat hij op middelbare school verliefd was op een Indisch meisje dat schuin voor hem in de klas zat, anderhalf jaar lang. ‘Anderhalf jaar lang keek ik achter tegen dat prachtige lange zwarte haar aan. Je kunt je indenken wat er in me omging, al die tijd.’ Hij deed eindexamen en omdat de leraar Engels wist dat hij een jaar naar Amerika zou gaan, gaf die hem een zes, zodat hij toch slaagde voor zijn examen. Het meisje en hij zwoeren elkaar trouw, na terugkeer uit Amerika zou de vriendschap ongeschonden voortgezet worden. Maar toen hij terugkwam, was zij naar bed geweest met een andere jongen terwijl hij haar trouw gebleven was. Dat kwam hard aan. ‘Ik voelde me verraden. En dat gevoel ging niet meer weg. Het duurde jaren voordat ik daar enigszins overheen was.’

Het is wonderlijk. Iemand die zo non-conformistisch was, die in alles durfde af te wijken en als niemand anders durfde te choqueren, verklaart dat hij jaren aan liefdesverdriet heeft geleden, als tiener. De oprechtheid waarmee hij erover vertelt, is echt.

We komen te spreken over het feit dat, zoals ik het uitdruk, de helft van de actievoerende studenten op een seminarie of internaat heeft gezeten. Hij was daarvan niet op de hoogte, zegt hij. Zou er een verband zijn? ‘We werden kritisch en met gevoel voor verantwoordelijkheid opgevoed, op die katholieke scholen. Het onderwijs was erg goed. En dat is een contradictie, een paradox. Wij hebben het katholieke establishment bestreden met de middelen die ze ons zelf hebben aangereikt. De leden van dat establishment waren gewend alles onderling te regelen en elkaar alles toe te schuiven, maar ze voedden ons wel kritisch en met gevoel voor rechtvaardigheid op. Dat ik zover gekomen ben, heb ik aan het katholieke onderwijs te danken.’

Senaatszaal – operatiecentrum tijdens de bezetting

Hij werd geboren in Breda. Na zes jaar verhuisden zijn ouders naar Goirle. Toen hij op het Juvenaat ging, woonde het gezin in Tilburg. Hij wilde zelf erg graag naar dat Juvenaat. ‘Ik wilde naar de missie. Beschaving brengen, naar de zwarte kindertjes, naar de meisjes met blote borstjes en bananenrokjes, met niks eronderaan.’ ‘Was dat toen al een overweging.’ ‘Ja, ik denk van wel.’

Hij vraagt of ik het Tilburgs dialect beheers en een paar zinnen Tilburgs wil spreken. Ik zeg dat ik dat alleen kan als ik tegenover iemand zit die ook Tilburgs spreekt.

Na de middelbare school ging hij dus naar de VS, woonde in bij een gezin. Met een stationcar met trailer maakte hij een reis met zijn gastgezin. Toen hij terugkwam, had hij spijkerbroeken bij zich. Die droeg hij ook op de Hoges-

chool. Dat veroorzaakte beroering. Een corpsstudent spuugde hem in het gezicht, zo afkeurenswaardig was die kleding. In die tijd bestond ook nog de gewoonte dat de studenten opstonden als de hoogleraar de collegezaal binnenstapte. ‘Ik bleef gewoon zitten. Hij werd er toch voor betaald.’

In de VS had hij meegemaakt dat de mensen op een andere, minder vormelijke manier met elkaar omgingen. Het was er democratischer. Als je het ergens niet mee eens was, zei je dat. Ze waren directer, ook in het contact tussen student en hoogleraar. Die ervaring bracht hij mee terug. Hij had een hekel gekregen aan het onzinnige, al te vormelijke. En aan autoritaire houdingen en verhoudingen.

Net als Paul Jansma(7) ging hij kapotjes halen bij de NVSH(8), die gevestigd was in een arbeiderswoning in de Lange Nieuwstraat. Het depot werd beheerd door Tilburgse arbeiders, erg aardige, heel gewone mensen. ‘Arbeiders. Mensen zoals de tapijtwever die zich met de studenten -solidair verklaarde. Ze zeiden “meneer” tegen me, omdat ik student was. Ik verkocht de kapotjes weer door. Dat was in die tijd verboden. Ik kon eraan komen omdat ik lid was van de NVSH. Je moest lid zijn. Ik was in het geheim lid en had een postbus genomen. Want ik woonde nog thuis.’ De ouders van Ton mochten het niet weten. ‘Kapotjes waren alleen te krijgen via de huisarts. In 1970 is dat bij wet veranderd.’

Voordat hij op de Sterrenflats een kamer kreeg, zat hij in de Johnson Moordenaar-commune in de Goirkestraat. ‘We zochten naar vrijheden, tolerantie, wilden dat mensen niet beoordeeld werden op uiterlijkheden of wat ook, maar geaccepteerd werden zoals ze waren.’ Op dat moment wordt hij emotioneel. ‘Wij hebben ervoor gezorgd dat er veel veranderd is sindsdien. De katholieke elite maakte de dienst uit en regelde alles in achterkamers. Onze beweging veranderde die mentaliteit, veranderde de maatschappij. Dat er nu schone rivieren zijn, dat de vis erin is teruggekomen, is toch een resultaat -van wat in die tijd tot stand kwam. Het ecologisch bewustzijn is in die tijd ontstaan. Door ons toedoen zijn de Deltawerken veranderd. Die erkenning hebben we nooit gehad. Toch ben ik er trots op dat ik daarbij een rol gespeeld heb. Ik heb de kledingterreur veranderd en met kleding hangt heel veel samen. Kleding vervult een symboolfunctie.’

We komen langzaam te spreken over de studentenacties en de bezetting. ‘Het begon met die wapententoonstelling. Er was een expositie en op een bord hadden ze kleine vliegtuigjes op voetjes geplakt. Die sloeg ik ervanaf. Had ik niet moeten doen. Ik bood er mijn excuses voor aan bij de organisatie. De eerste hear-in vond plaats in de aula. Ik had ervaring met spreken, opgedaan bij bijeenkomsten van de PSP en Vredesbeweging. Ik ging dus naast de microfoon zitten. En meteen toen erover geklaagd werd dat er vliegtuigjes waren vernield, stond ik op en zei dat ik daarvoor mijn excuses had aangeboden, en dat het een afgedane zaak was. Ze hoorden er niet op terug te komen. -Daverend applaus. Daar keek ik toch wel van op.’ Waarschijnlijk heeft Ton Koster op dat moment begrepen dat hij welbespraakt genoeg was en voldoende tactisch inzicht bezat om het publiek op zijn hand te krijgen en zelfs te bespelen. Dat inzicht, en het zelfvertrouwen dat daaruit voortkwam, zouden van cruciaal belang blijken voor zijn optreden daarna.

Ton Koster bedient stencilmachine tijdens bezetting

Er vonden allerlei gebeurtenissen plaats. Hearings, collegeverstoringen, protesten. ‘Een prachtig moment was het volgende. Van Boven nodigde ons uit met hem te komen praten op de regentenkamer. We kwamen daar binnen en het eerste wat Harry Verkooijen(3) deed, was een grote sigaar pakken, in een fauteuil gaan zitten, zijn schoenen op Van Bovens bureau leggen en de sigaar aansteken. “En vertel het nu maar eens. Wat gaan we bespreken.” Van Boven was verbijsterd. Hoe -kon zoiets gebeuren?’

Het ontroerendste moment van de bezetting van de Hogeschool was voor Ton het volgende. ‘Er hingen tapijten in de Hogeschool. Het Textielmuseum liet oud-werknemers uit de textielindustrie in de Hogeschool demonstreren hoe vroeger gobelins geweven werden. Tijdens een hogeschoolvergadering kwam een van hen naar voren, naar de microfoon, en legde in Tilburgs dialect een solidariteitsverklaring af met de bezettende studenten. Stelde zich als oud-arbeider op achter de studenten. Er volgde een stormachtig applaus en de tranen rolden over mijn wangen. Iedereen was geroerd. Dat was voor mij het schitterendste moment van de hele bezetting.’

Hij hield ervan zich excentriek te gedragen. ‘Omdat Kees de Boer zo enorm ideologisch bezig was, kreeg ik zin om te provoceren.’

-Ik zeg dat ik de verstoring van de rectoraatsoverdracht een van de spectaculairste acties vond in die hele periode. Het gezag van de autoriteiten werd er fundamenteel door ondermijnd. ‘Het was een goed voorbereide actie. Ieder deed wat was afgesproken, dat viel enorm mee en dat had zijn uitwerking. Op het balkon werd de Internationale gezongen, in plaats van het Io Vivat. Ik blies op mijn fluitje, een afgesproken signaal, en Hans van de Wetering en ik stonden op en gingen op de corona zitten, naast de professoren. Enkelen van hen stonden op en wilden ons uit de zetels sleuren. We grepen de traangascapsules die we bij ons hadden, lieten die vallen en trapten ze kapot. Dat werkte. De capsules kochten we in zo’n moppenwinkel.’

Wat ging er door hem heen toen de bezetting opgeheven werd, op 7 mei om 24.00 uur? Was hij zwaar teleurgesteld? ‘Nee, ik was erachter gekomen dat de massa geen eigen wil had. Ik kon ze laten doen wat ik wilde. Ik kon een Hitler zijn. Als ik tegen ze gezegd had dat ze de joden moesten uitmoorden, h-adden ze dat ook gedaan.’ Ik vraag hem waarom hij dat denkt. ‘”Luister,” zei ik tegen Eimert Evertsen, en dit speelde zich af tijdens een van die ellenlange hogeschoolvergaderingen in de aula: “Ik laat ze vijf keer lachen, vier keer applaudiseren en drie keer boe roepen. Het publiek. Dus liep ik naar voren tot achter de microfoon. Met de vingers van mijn hand hield ik de telling bij,’ hij liet zien hoe hij telde door een voor een zijn vingers omhoog te brengen, ‘nog één applaus, nog één keer boegeroep. Het lukte, en toen werd ik enorm bang. Als ik wilde kon ik ze alles laten doen. Dit was toch geen vrijheid. Daarvoor deed ik het toch niet. Toen ben ik ermee gestopt. Ik minachtte die meute. Dat kwam natuurlijk niet in één keer, dat groeide tijdens de bezetting.’(9)

‘Is het juist,’ vraag ik dan, ‘dat je na je actie op de corona in de rij hoogleraren stond die een soort erewacht vormde voor de nieuwe rector magnificus, vanaf de uitgang van de aula naar de senaatszaal, en een fluit bespeelde?’

Ton Koster geeft een concert in Hogeschool

‘Dat weet ik niet meer. Maar ik had een groot talent voor fluitspelen. Blokfluit. Ik had Frans Brüggen(10) moeten zijn. Ik had graag de plaats in de muziekwereld ingenomen die hij innam. Ik speelde best goed.’ Hij kijkt me met zijn grote, bolle ogen aan. Het is duidelijk dat hij het missen van een grootse muzikale carrière – nog altijd – als een onrechtvaardigheid beschouwt. ‘Ik leerde blokfluit spelen op de muziekschool in Goirle. Toen ik twaalf was, zei de docent dat ik elders les moest nemen omdat hij me niks meer kon leren. Na mijn studie economie aan de hogeschool, die maakte ik niet af, na twee jaar hield ik het voor gezien, ik kon het niet, ik was gewoon niet slim genoeg voor die studie, heb ik nog drie maanden conservatorium gedaan. Ik kwam daar terecht door Lucius Voorhorst, een uitstekend fluitist. Ik woonde een concert van hem bij en zocht hem op zijn kamer op. Of ik iets op zijn fluit mocht spelen. Dat mocht. Ik floot het Wilhelmus in de Lydische toonladder. Dat is een renaissancelied, zoals je weet,- het Wilhelmus, en het oudste volkslied van Europa. Voorhorst zei: ik wil je les geven.” Ik: “Daar heb ik geen geld voor.” “Ga dan naar het conservatorium.” Dat deed ik.’ Uiteindelijk hield hij het ook daar niet vol. ‘Het kwam erop neer dat ik vijf uur per dag moest oefenen. Dat was niks. Alle plezier in het spelen ging erdoor verloren.’

We komen te spreken over de fluit die hij kocht met het geld dat hij van professor Van den Eerenbeemt(11) leende. ‘Als er een mens is voor wie ik groot respect had en nog altijd heb, dan voor Van den Eerenbeemt. Hij stond aan de andere kant ideologisch gezien, maar hij zat er volkomen niet mee dat ik heel anders dacht. Hij was een volkomen korpsbal. Maar dat was onbelangrijk. Als ik geld nodig had, kreeg ik dat. Hij gaf me ook het geld voor de fluit.’

Hij vertelt het verhaal van de noodzaak van de aanschaf van de fluit. ‘In Goirle was ik bij de harmonie. -Ik had op zeker ogenblik te lange haren, die stonden niet bij het uniform. Ik werd geroyeerd en moest mijn fluit inleveren. Had dus geen fluit meer. Daar heb ik nog om gehuild. Je had het echtpaar Truut en Ruud van Puijenbroek. Ruud was een lul, een conservatieve klootzak. Truut was een vrouw van de wereld en erg actief. Ze zat in het verenigingsleven en had wat te zeggen bij de harmonie. Ze regelde op sociaal terrein vanalles en gaf mensen geld. Ik kreeg later nog een keer met haar te maken. Ik wilde naar de VS, maar mijn ouders konden dat niet betalen. Ik had 2.000 gulden nodig. Dus ging ik bij haar langs en vertelde wat ik wilde. “Hoeveel kun je zelf betalen?” “Vijfhonderd.” “Dat is dan geregeld.” Zij zorgde voor de rest.’

‘Wat die muziek voor me betekent? Hij zorgt voor de geestelijke vervoering die je niet krijgt bij bidden. Spirituele vervoering en voldoening.’ Hij vertelt dat hij tot zijn zestiende echt gelovig was.

Ton Koster vermaakt de studenten op de Hogeschool

We krijgen het over de effecten van de studentenbeweging en over de invloed van het actie voeren op de levens van de actievoerders later. ‘Sommige actievoerders zijn verbitterd geraakt,’ zeg ik.

Inmiddels zitten we op een ander terras, dat van het vroegere stamcafé van Ton, Café De Tap.  ‘Het waren lafaards, daar in Tilburg. Ze trokken niet de consequenties uit hun ideeën. De RAF die een stadsguerrilla begon, trok wel de consequenties uit haar ideeën. Ik zeg niet dat het trekken van de juiste consequenties goed was. Het was fout.’

Over mede-activist Harry Verkooijen is Koster erg kritisch. ‘Hij had schitterende ideeën, maar liet ze mij uitvoeren. Zelf durfde hij het niet.’ Hij verzinkt in gedachten. Zegt dan: ‘Ik kwam steeds iets verder. Steeds werd ik e-rgens ontslagen omdat het personeelsbestand werd ingekrompen, en steeds op tijd kwam ik wat hoger op. Tot nu. Maar dat komt ook omdat ik keihard gewerkt heb altijd. En die lui die nu verbitterd zijn, hebben niet keihard gewerkt. Dat is een verschil.’

Eerder zijn we voorbij het Maagdenhuis gekomen. ‘Omdat er in Tilburg een bezetting was geweest, moest er ook een in Amsterdam komen. Met de Notenkrakeractie was dat ook zo.’ ‘De Notenkrakeractie?’ ‘Ken je die niet. Ik geloof dat die in 1970 plaatsvond. Er was een concert van het Brabants Concert in de Stadsschouwburg in Tilburg, met Hein Jordaens als dirigent. Steeds als er een pauze intrad, vulden wij die op met onze eigen muziek die we maakten met ratels, toeters en allerlei rare instrumenten. Jordaens tikte af en begon opnieuw. Wij begonnen ook opnieuw als de pauze er weer was. Uiteindelijk gaf hij het op en vertrok. Toen ging ik achter de lessenaar staan en er ontspon zich een discussie. De musici namen er ook aan deel, op een zinnige manier met heel zinnige -argumenten. We wilden dat de moderne muziek aan de bak kwam. Niet eeuwig en altijd die oude succesnummers. De musici zeiden dat die muziek moeilijk uit te voeren was, het publiek was niet onderlegd, er moest eerst een structuur komen waarin die nieuwe muziek verwelkomd kon worden. Wel, toen onze actie bekend werd, kwamen Amsterdammers zoals Juriaen Andriessen naar Tilburg om te vragen hoe wij het gedaan hadden en hoe we erin waren geslaagd ons protest tot een succes te maken. Daarna voerden ze in Amsterdam de Notenkrakeractie uit. Ze kraakten noten onder uitvoering van klassieke stukken en eisten moderne muziek.’

We drinken nog wat op het Leidse Plein waar een man – een oudere man met verwarde haardos – in een zilveren slipje kunstjes uitvoert aan een dik touw, in de lucht. En daarna geld ophaalt.


-TWEEDE GESPREK INTERVIEW

De eerste ontmoeting met Ton Koster vond plaats in Amsterdam. Ik spreek hem opnieuw, nu in Tilburg.

We zitten aan een tafeltje in Café De Langenboom, tegen het raam. En praten over het jaar 1966.

‘De PSP-afdeling was slapend. Drie mensen brachten haar weer tot leven: Jan Scheffers, Wim Boerboom en ik. Er waren twee stromingen binnen de PSP: 1. tegenstanders van elke vorm van geweld 2. zij die wel steun wilden verlenen aan verzetsbewegingen. We verspreidden krantjes, van bus tot bus, en richtten stands in. Door onze inspanningen groeide de PSP van 2% naar 6%. Toen we in het ATSO-gebouw kwamen, en de KVP-kamer voorbijliepen waar ze teevee zaten te kijken, naar de -verkiezingsuitslagen, applaudiseerden ze voor ons. Dat vond ik wel zeer sportief.’

‘In dat jaar hield je ook een hongerstaking, in het portiek van Hotel Riche?’

‘Nee, niet in een portiek. We parkeerden een Volkswagenbusje op het Heuvelplein. Ik was lid van de pacifistische socialistische jongerenwerkgroep. PLOK werd die genoemd. Ze droegen het vredesteken op de kleding. We bivakkeerden midden op het plein en aten 48 uur lang niet. We zaten bij elkaar, met borden en spandoeken met teksten. Daarna werkten we een lekkere portie Chinees naar binnen. Dat was net na de verkiezingen, Kerstmis 1967.’

‘Je vertelde in het vorige interview dat de Vietnamoorlog je politiek bewust maakte?’

-‘Dat gebeurde tijdens mijn verblijf in de VS. Ik was uitwisselingsstudent. De Vietnamoorlog bracht me tot nadenken en positie kiezen. Ik vroeg mijn leraar Lefebre om me informatie te sturen. Hij stuurde allerlei materiaal naar me in de VS. Dan was er nog een voorval. Ik schreef voor Social Sciences een tekst over ziekenfondsen en pensioenen in Europa. Ik werd daarop uitgemaakt voor ‘vuile communist’ en heel professioneel in elkaar geslagen.’

Een andere motivatie om er tegenaan te gaan was de katholieke dominantie.

‘Ik moest altijd akties organiseren. De anderen durfden niet. “Koster doet het wel. Die is niet bang.” Ik was wel bang. Maar anderen deden het niet.’ Hij organiseerde ook de demonstratie die tot doel had het Maagdenhuis(12) te ontzetten. De mensen uit Tilburg liepen vooraan in de stoet die het politiecordon probeerde te doorbreken. Ze droegen borden op stokken. Toen ze bij de politie kwamen, draaiden ze -die een kwartslag en drongen in een bepaald marstempo naar voren. ‘We slaagden er zo bijna in om het Maagdenhuis te ontzetten.’

Aan het einde van het gesprek nemen we afscheid. Ton wil graag zien wat er in de stad veranderd is sinds hij wegging. Hij loopt naar het centrum om het Heuvelplein dat opnieuw wordt ingericht, te bekijken.

 

Ton Koster op de foto met Fidel Castro

 

-VOETNOTEN

(1) Bekende studentactivist in Tilburg. Actief in Links Front. Theoreticus.

(2) Mr. Cees Becht: burgemeester van Tilburg.

(3) Harry Verkooijen: linkse student, actief in Links Front, latere vriend van studentactiviste Fiona Conrads. Zie het interview met Fiona Conrads.

(4) In 1968 is Albert Siebelink eerstejaars student sociologie. Sloot zich aan bij Links Front, een groep linkse studenten.

-(5) De telefooncentrale is twee keer bezet geweest, de eerste keer op 29 april 1969 en de tweede keer op 6 mei 1969. Ton Koster was waarschijnlijk betrokken bij de tweede bezetting, niet bij de eerste.
Op 6 mei worden behalve de telefooncentrale ook het bureau van de senaat, de kamer van de secretaris van het curatorium, het faculteitsbureau en de kamer van de adjunct-secretaris van het curatorium bezet. Die bezettingen die plaats vonden op de dag dat de Tweede Kamer een debat aan de gebeurtenissen in Tilburg zou wijden, bleken op een misverstand te berusten. De ATSO distantieerde zich ervan. In een telegram aan de leden van de Tweede Kamer werd gezegd dat de incidenten te wijten waren geweest aan ‘vermoeidheid en emoties van de betrokkenen’.

(6) Hoogleraar en pro-rector (adviseur van de rector magnificus) in 1968-1969.

(7) Tilburgse studentenleider. Voorzitter van de ATSO in 1969 en als zodanig een van de -organisatoren van de bezetting van de Katholieke Hogeschool Tilburg tussen 29 april en 8 mei 1969. Overleden in februari 2008.

(8) De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming werd opgericht in 1946 als voortzetting van de in 1881 opgerichte Nieuw-Malthusiaanse Bond, die in 1940 in verband met de Duitse bezetting was opgeheven.

(9) Andere student-activisten menen zich te herinneren dat Ton Koster erg teleurgesteld was over de beëindiging van de bezetting.

(10) In een mail (22-10-09) komt Ton Koster op dit onderwerp terug. ‘Het probleem was dat ik op twaalfjarige leeftijd niet naar het conservatorium kon. Daarvoor moest ik middelbare school -hebben. Er was geen leraar en ik kon niet vooruit. Ondertussen was Brüggen naar het conservatorium gegaan. Hij maakte carrière, en in die tijd was er maar ruimte voor één grote blokfluitist in de muziekwereld. Ik heb gewoon de boot gemist.’ Frans Brüggen (Amsterdam, 30 oktober 1934) studeerde dwarsfluit aan het Amsterdams Muzieklyceum. Ook studeerde hij musicologie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1955 werd hij op 21-jarige leeftijd aangesteld als docent bij het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Later werd hij hoogleraar in het buitenland, onder andere aan Harvard.
Hij trad op als blokfluitist, als solist en in ensembles. In de jaren zestig en zeventig speelde hij een grote rol bij de ontwikkeling van de blokfluitmuziek. Door zijn uitvoeringen hielp hij de blokfluit af van het imago van kinderinstrument. Ook bracht hij verschillende hedendaagse componisten ertoe werken voor blokfluit te schrijven. (Bron: Wikipedia)

-(11) Professor Van den Eerenbeemt: nestor Tilburgse en Brabantse Moderne geschiedschrijving. Overleden 0p 7 juli 2008 op 78-jarige leeftijd.

‘In 1969 steunde hij de “opstandige”studenten. Zij riepen hun Tilburgse Hogeschool uit tot “Karl Marx Universiteit”. Hij is altijd overtuigd gebleven van het feit dat de studenten goed wisten wat ze wilden en waarom. Het was volgens hem het tijdstip om de stofkam door de organisatie te halen.’ (Rien van der Heijden)

(12) Het Maagdenhuis werd landelijk bekend toen het in mei 1969 5 dagen lang (16 mei t/m 21 mei) werd bezet door studenten die inspraak eisten in het universiteitsbestuur.

 

P-.S. Wie wil reageren door middel van een tekst (herinnering, commentaar, anekdote, aanvulling) of foto of anderszins, neme contact op met Jasper Mikkers: jaspermikkers@home.nl.