Geplaatst op 5 april 2009

Op vrijdag 3 april, ‘s avonds om 20.00 uur, vond de presentatie plaats van een bilbliofiele uitgave, getiteld DIEPER DAN DE VINGERS. Een zestigtal geïnteresseerden kwamen in galerie Studio Van Dusseldorp aan het Wilhelminapark in Tilburg bijeen om de presentatie bij te wonen. Sommigen namen het door hen gekochte exemplaar meteen mee. Dichter Victor Vroomkoning sprak een rede uit over erotiek en pornografie in de Nederlandse letteren. Ikzelf sprak een tekst uit over DE AANTREKKELIJKHEID VAN HET BIBLIOFIELE BOEK. Ik kreeg het boek die avond voor de tweede keer te zien, met het in het omslag gemonteerde medaillon dat enkele dagen geleden voltooid werd. Ik plaats de door mij uitgesproken tekst hier op mijn weblog. Met een foto van het boek. Wie meer informatie over dit zeer bijzondere boek wil krijgen, kan een mail sturen naar h.vlamings@xs4all.nl. Of naar jaspermikkers@home.nl.

DE AANTREKKELIJKHEID VAN EEN BIBLIOFIELE UITGAVE

Waarin schuilt de aantrekkelijkheid en of het nut van een bibliofiele uitgave? Dat is een vraag die vermoedelijk nogal wat mensen die de uitnodiging voor vanavond ontvangen hebben, zichzelf hebben gesteld.

De aantrekkelijkheid van een bibliofiele uitgave? Die is, denk ik, zowel voor de betrokken makers als voor de kopers als voor de lezers-niet-kopers bijna hetzelfde. Kort en goed: liefde. Liefde voor de eeuwenoude kunst van het maken van boeken.

Ik leg het u uit. De vervaardiging van de bibliofiele uitgave die vanavond wordt gepresenteerd, begon met het schrijven van teksten, in dit geval van gedichten, door de auteur die aan het boek meewerkte. Nee, het begon eerder, met de vraag die Harry Vlamings en ik elkaar stelden: of we er zin in hadden samen een bijzonder boek te maken. Dat hadden we. Terwijl ik aan de gedichten werkte, brak Harry zich het hoofd over het soort prenten dat hij zou maken. En hij bedacht iets volkomen nieuws: kleurengravures. Nog nooit door iemand gedaan. Gravures aangebracht niet in koperplaten, maar in kleine, doorzichtige kunstof platen. Kunststof bracht voordelen mee die koper niet bezit. In één ander opzicht week Harry nog af van het oude procédé van graveren: hij werkte niet enkel met zwarte inkt, maar gebruikte kleuren, vier kleuren, wat betekende dat de gravures vier keer gedrukt moesten worden. Goed. Wat moest er verder nog gebeuren? Het meest geschikte papier om de gravures op te drukken moest gevonden worden, en dat gold ook voor de te drukken tekst. Vaklieden moesten gevonden worden die de tekst konden zetten vanuit losse loden letters en die de gezette tekst konden drukken. En toen die gevonden waren, kon het echte werk beginnen.

Harry maakte in zijn atelier in de Telexstraat zijn kleurengravures, in Ruimte X werden de teksten gezet, proefbladen gedrukt op de handmatig bediende cylinderpers, de gedrukte tekst werd gecorrigeerd, de bladen werden gedrukt, verzameld en geordend, uniek schutpapier werd gezocht en gevonden. De laatste werkzaamheden bestonden uit het binden in twee leersoorten, het zoeken naar het juiste materiaal voor een medaillon, het ontwerpen van het medaillon, het maken en bakken en het aanbrengen ervan op het omslag.

Om u enigszins een idee te geven van wat er aan creativiteit en tijd gestoken wordt in zo’n boek, vertel ik u iets over de wijze waarop Harry het medaillon voor elk boek maakt. Ik zeg ‘maakt’, tegenwoordige tijd, want de komende week moet nog een aantal medaillons gemaakt worden.

Harry start met een gipsen moedervorm, een dikke, gipsen schijf, iets groter dan het medaillon moet worden. Daarin wordt een reliëf gegraveerd, gebeeldhouwd, in miniatuur. Er wordt een tegenmal gemaakt van gietrubber. Dat is een negatief. Er wordt een gipsen pósitief van gemaakt en daarna een gipsen négatief. Met dit negatief van gips kan gewerkt worden. Er worden om meerdere medaillons tegelijk te kunnen maken, acht van dergelijke gipsen mallen gemaakt. Deze mallen worden volgegoten met gietporselein, door expert Lies Penners. Die mallen moeten drogen en als ze droog genoeg zijn, worden ze bisquit gebakken bij een temperatuur van 800°. Nu wordt een kleur aangebracht op de ondergrond van de letters en omgeving van de figuren, zodat de vormen mooi uitkomen. Daaroverheen wordt een glazuurlaag gezet bij een temperatuur van 1250°. Daarop wordt bij een temperatuur van 750° het goud gebakken, het zogenaamde luster. Het glazuur laat dat goud prachtig uitkomen. Omdat er altijd medaillons barsten, worden er meer gemaakt dan nodig.

Dit is in het kort het vervaardigingsproces. Ik heb het dan alleen over het medaillon gehad.

Liefde. Pure liefde. Daarmee is de motivatie samengevat die leidt tot het maken van zo’n boek. Het is de liefde voor het resultaat van het werk, maar ook liefde voor het avontuur van het maken, en daarmee wordt samengevat de liefde voor: de dichtkunst, de kunst van het eeuwenoude drukken met de hand, de prentkunst, voor overleg en samenwerken, voor het zien ontstaan van iets volstrekt unieks, voor kleuren en de geuren van materialen, voor uitzoeken wat kan. Zeven mensen hebben samengewerkt aan dit boek en ze waren alle zeven van onmisbare waarde. De grote motor en coördinator was Harry. Misschien moet ik zeggen dat tien of waalf mensen aan het boek hebben gewerkt, want Harry telt in zijn eentje voor meerdere personen en vakkundigheden.

De liefhebber, hij of zij die houdt van het bóek, het bíjzondere, met de hánd gemaakte boek, weet hiervan. Die heeft dikwijls genoeg gezien hoe de vervaardiging van een bibliofiele uitgave in zijn werk gaat, hoe de onderdelen tot stand komen en wat er nodig is om zo’n prachtig resultaat te krijgen.

Ik kan het niet laten om toch nog iets over een detail, hoewel, detail, van het boek te zeggen. In de aankondiging van de verschijning van het boek is ook Janrein van Oostrum genoemd. Harry ontmoette deze schepper – schepper meer in figuurlijke dan letterlijke zin – van marmerpapier in de Sint Pieterskerk in Leiden, tijdens een boekbindersbeurs. De marmerbladen voor en achter in het boek zijn allemaal unica. Ze zijn dus niet machinaal, maar met de hand gemaakt en ze zijn allemaal anders. De patronen en figuren verschillen sterk van elkaar per boek. Wel heeft Janrein van Oostrum geprobeerd de marmerbladen voor en achterin hetzelfde boek hetzelfde patroon te geven. Ze zíjn hetzelfde en toch verschillend, iets dat niet anders kan bij het handmatige proces van maken.

Hoe gaat dat maken in zijn werk? Het proces heet papiermarmeren en het resultaat is marmerpapier. Harry stuurde kleurproeven op naar Janrein van Oostrum. Hij wilde bepaalde kleuren op of in het marmerpapier hebben die warm aandoen en erotische associaties oproepen. Samen met Van Oostrum heeft hij daarna de kleuren gekozen. Hoe wordt zulk papier vervolgens gemaakt? Er wordt een bak gebruikt die tot de rand met water gevuld is. Op het wateroppervlak worden met een pipetje in een bepááld patroon druppels verf opgebracht, verf die blijft drijven. Dat kan ook zwart of wit zijn. De maker gaat daarna met een stokje door het water, volgens een bepaald plan. Daarna neemt hij een lat met naalden, een zogenaamde kam, en gaat daarmee door het water. Op deze manier kunnen de meest wonderlijke patronen verkregen worden. Het hangt van de handelingen af welk patroon verkregen wordt, en er kunnen twee bíjna, maar nooit vollédig identieke patronen verkregen worden.

Hoe komt de verf op het papier? De maker van het papier neemt een vel en rolt dat af over het water met de kleurenfilm. De olieverfachtige verf hecht zich aan het papier, het vel wordt horizontaal van het water getrokken en daarna te drogen gehangen.

Harry heeft een hele dag bij Janrein van Oostrum doorgebracht om de kleuren aan te wijzen.

Ik zou bijna willen spreken van mystiek. Het is de mystiek die kleeft aan zo’n met de hand vervaardigd kunstwerk, die het zo’n grote aantrekkingskracht geeft. Het is iets goddelijks wat tot stand is gekomen, vanuit de pure elementen waarvan het is gemaakt. Het is nooit meer opnieuw te maken, die vonken die overgeslagen zijn van dichter naar kunstenaar naar papiermarmeraar naar zetter, drukkers, terug naar de kunstenaar etcetera is onherhaalbaar en heeft een mengsel opgeleverd aan leven op aarde, om dit beeld te gebruiken, dat nooit meer op deze manier tot stand kan komen.

Het zijn dus niet de losse teksten, de gedichten die dit boek zijn uniciteit geven. Die teksten kunt u misschien morgen al op internet vinden, als een van de kopers ze scant of uittypt en op internet zet. Enkele gedichten zijn eerder gepubliceerd, in de bundel die vorig jaar verscheen, Eeuwigheid als ontbijt, maar dat zijn niet de gedichten die in dít boek staan. Doordát ze in dít boek staan, zo gedrukt, op dit papier, in dit omslag, met die andere gedichten en de prenten, zijn ze uniek geworden en zijn alleen in Dieper dan de vingers aan te treffen.

Ik stel me voor dat u dit boek bij u op de salontafel hebt liggen en dat het oog van een bezoeker erop valt, dat die bezoeker gaat zitten en het boek voorzichtig pakt en openslaat… En zegt: ‘Hoe is het mogelijk? Zo prachtig.’ En zich verliest in het bewonderen van het boek. En dat hij de tijd ademloos laat verstrijken. Ik denk dat sommige bezitters zijden handschoenen bij het boek leggen en dat de bezoeker weet: ik mag dit boek alleen aanraken als ik die handschoenen aangetrokken heb. Iets goddelijks pak je niet met vette vingers vast. Dit boek is een kunstwerk, en hoort niet te worden opgeborgen, niet in een kluis en niet in een kast. Harry Vlamings heeft het onmogelijk of toch móeilijk gemaakt het boek in een boekenkast weg te zetten door een medaillon – op zich al een kunstwerk – op de voorflap te monteren.

En daarmee is ook de vraag of zo’n boek nut heeft, beantwoord. Dit boek zal zijn bekoorlijkheid nooit verliezen. Honderden, duizenden keren zal de bezitter ervan zijn oog op het dichte of opengeslagen boek laten vallen en overvallen worden door één emotie: wat is dat mooi. En hij zal het ter hand nemen en de prenten bekijken en de gedichten lezen. En als hij verzadigd is, zal hij het boek neerleggen. De volgende dag gebeurt precies hetzelfde. En alle dagen daarna. Want de gedichten en prenten geven zich over aan de ogen, maar ze geven zich nooit helemaal prijs, ze zullen altijd, elke dag opnieuw intrigeren, uitdagen, zich geven en toch zoveel van zichzelf geheim houden dat ze elke keer opnieuw verrassen. Anders dan een tekening of schilderij, zelfs anders dan een cd, is een boek als dit, en vooral dit boek, onuitputtelijk in het geven van lees- en kijkplezier, van geluk.

En dan is er ook nog de onuitputtelijke schoonheid van dit boek als boek, als uiterlijk fenomeen en vertegenwoordiger van het verschijnsel boek zoals het door de eeuwen heen heeft bestaan.

Vanaf nu kan de bezitter van dit boek zeggen als hem wordt gevraagd of hij het nieuwe boek van Mulisch of Mankell al heeft gekocht: ‘Nee, niet nodig. Ik heb al een boek.’ Eigenlijk zou hij moeten zeggen: ‘Ík heb een boek. Jullie niet.’ Wie een exemplaar van een roman van Mulisch koopt, kan niet zeggen: ‘Ik heb een boek gekocht.’ Want het is geen boek. Hij heeft een handvol aan elkaar geplakte, machinaal bedrukte, naar chemische inkt stinkende velletjes gekocht, en geen mensenhand is bij de vervaardiging ervan te pas gekomen. Dít, Dieper dan de vingers, dit is een boek.

U, hier aanwezig, weet van nu af wat een boek is.

Dit boek heeft een tijdloze schoonheid. De technieken waarmee het gemaakt is, zijn eeuwen oud. Ook de materialen worden al eeuwen gebruikt. Ik wens de toekomstige bezitter geluk met zo’n mooi bezit. Met dit niet te evenaren bewijs van liefde voor ware kunst.

Jasper Mikkers,   Tilburg 03-04-09